Menu

Inhoud:
Commentaar MHP op Miljoenennota 2010
Overzicht gehanteerde belastingen en premies Miljoenennota 2010

Commentaar MHP op Miljoenennota 2010

De uitdaging

De in de Troonrede en de Miljoenennota zijn er drie dingen die bijzonder opvallen.

  1. Het dreigen als regering met een loonmaatregel. Sociale partners worden hiermee aan de ketting gelegd en feitelijk werkgevers en werknemers onder curatele gesteld.
  2. De vaststelling van de Raad van State dat het besef van noodzaak tot grote ingrepen niet is doorgedrongen tot de werkgevers- en werknemers-organisaties. Het aangeboden Deltaplan van de gemeenschappelijke vakbeweging, de recente verantwoorde loonafspraken van 1% bij enkele zeer grote bedrijven, ze zijn niet doorgedrongen bij de leden van de Raad van State.
  3. Het gebrek aan maatschappelijke visie bij het kabinet door de keuze, dat de echte keuzes pas gemaakt worden in 2011. Ze geven zelf geen richting, slaan geen piketpalen. Nee, ze vragen eerst adviezen aan een twintigtal ambtenarencommissies. Vervolgens gaan ze die adviezen al dan niet gebruiken. Volstrekte vrijblijvendheid dus.

Onderling vertrouwen, samen werken samen leven, dat zijn de basisbeginselen om de huidige crisis te lijf te gaan, zo stelt het kabinet. Daar passen geen dreigementen aan sociale partners bij. Daar past niet bij dat bewindslieden nog voordat het SER-advies over de AOW is uitgebracht, herhaaldelijk melden het besluit over de AOW-leeftijd door te zullen zetten.
Het kabinet heeft niet de moed zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen: regeren in plaats van reageren ! Wat worden de issues in Nederland-kennisland:
Duurzaamheid ? Arbeidsparticipatie en- productiviteit ? Water ? Groene energie ? High Tech ? Infrastructuur ? Geen enkele hoop of keuze !
Macro-achtige constateringen waarbij de menselijke maat ontbreekt. De middengroepen en hoger personeel mogen niet langer tussen wal en schip vallen door nivellering en inkomenspolitieke maatregelen. Vanzelfsprekend horen wij de zwakste groepen in de samenleving in bescherming te blijven nemen.

Samen werken, samen leven, verbondenheid zoeken tussen de netwerken van jongeren enerzijds en de ‘oudere’ instituties van de samenleving anderzijds:
                                        dàt is de uitdaging !

 

 

Algemeen

Economische ontwikkeling

De verslechterde economische situatie geeft alle aanleiding om de zeilen bij te zetten. Dat geldt wat de MHP betreft primair voor het tegengaan van de fors oplopende werkloosheid en het in veilige havens loodsen van ons pensioengebouw. Nederland BV is ook niet geholpen bij een fors oplopende staatsschuld, omdat de rekening hiervan (de te betalen rente over de staatsschuld) wordt doorgeschoven naar toekomstige generaties.
De MHP vraagt zich echter af of momenteel niet een te negatief beeld wordt neergezet wat betreft de toekomstige overheidsfinanciën. Een oplopend begrotingstekort heeft alles te maken met de dalende inkomsten als gevolg van werkloosheid en lagere winsten voor het bedrijfsleven. Er mag van worden uitgegaan dat dit geen structurele situatie is. De extra oplopende staatsschuld is mede te wijten aan de miljarden die de overheid heeft geleend op de kapitaalmarkt om Fortis, ABN Amro en ING te kunnen helpen. Er mag worden verondersteld dat deze leningen over een aantal jaren weer worden afgelost door de financiële instellingen en dat de verkoop van Fortis en ABN Amro weer leidt tot een reductie van de staatsschuld. Als de huidige economische situatie van korte duur is, en vele tekenen wijzen daarop, dan is een forse ingreep op dit moment alleen maar schadelijk.
Hiermee wil de MHP de problematiek van de houdbaarheid van de toekomstige overheidsfinanciën niet bagatelliseren, maar er kunnen wel kanttekeningen worden geplaatst bij het uiterst sombere beeld dat nu geschetst wordt in de Miljoenennota van het kabinet en de Macro Economische Verkenningen van het CPB. De sombere houding kan doorwerken in de economie en leiden tot een langzamer economisch herstel.

De MHP heeft twijfels over de uiterst sombere ramingen.

Bezuinigingen

Terecht gaat het kabinet in 2010 niet over op grootschalige bezuinigingen. Dit zou averechts uitpakken voor het economisch herstel. Wel kondigt het kabinet nu al omvangrijke bezuinigingen aan voor de jaren daarna, zonder al een richting aan te geven. In plaats daarvan worden onder de noemer van ‘brede heroverweging’ twintig ambtelijke commissies opgericht, die met een taakstelling van 20% worden opgezadeld. Aan de opdracht wordt geen enkele beleidsrichting gekoppeld. Een taakstelling van 20% bezuinigen kan moeilijk een beleidsvisie worden genoemd. Indien de uitgaven moeten worden gereduceerd moet het kabinet het lef hebben om dingen ook echt anders aan te gaan pakken. Dus niet eerst met de kaasschaaf en de botte bijl, maar met visie en daadkracht veranderingen opzetten en in gang zetten.
De MHP betreurt het bovendien dat het kabinet voor de toekomst eenzijdig inzet op bezuinigingen. Terugdringen van het begrotingstekort kan ook bewerkstelligd worden door de inkomsten te vergroten. Volgens de MHP moet dat dan niet in de vorm van allerlei lastenverzwaringen, die meestal terechtkomen bij de dragers van de economie, de middengroepen, maar via een extra inzet op de verhoging van de arbeidsparticipatie en arbeidsproductiviteit en innovatie.
Merkwaardig is bovendien dat nu al (tijdelijke) bezuinigingen uit de grabbelton van de Commissie Gerritsen worden gelicht. Voorbeelden daarvan zijn het naar voren halen van de afschaffing van de AOW-toeslag voor jongere partners en de bevriezing van de studiebeurzen.
De MHP wil, en zet zich hiervoor volledig in, op zoek gaan naar duurzame oplossingen die nodig zijn om de huidige problemen op te lossen. Maar dan moet de discussie niet eenzijdig uitmonden in een afbraak van sociale verworvenheden.

De MHP vindt dat voor de langere termijn de focus te veel wordt gelegd bij bezuinigingen, in plaats van het verhogen van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit centraal te stellen. Dat levert geld op en maakt bezuinigingen minder noodzakelijk.

Omvang en kwaliteit publieke sector

Bezuinigingen moeten ook niet per definitie betekenen een afslanking van het overheidsapparaat of andere delen in de publieke sector. De omvang van de collectieve sector verminderen met gebruikmaking van de kaasschaafmethode moet volgens de MHP krachtig worden tegengesproken. De MHP is de mening toegedaan dat een collectieve sector van hoge kwaliteit ook een sociaal-economische randvoorwaarde vormt om groei te waarborgen. Vanuit deze visie is een ongenuanceerde inkrimping van de collectieve sector niet gewenst. Het antwoord op de vraag welke producten en diensten binnen de publieke taak geleverd moeten worden en welke kwaliteit moet worden geleverd, bepaalt welke onderdelen van de collectieve sector moeten groeien en welke kunnen krimpen. Ook de keuze wat wel en wat niet behoort tot een publieke taak, is bepalend voor de omvang van het overheidsapparaat. Op dit moment lijkt het kabinet te veel op twee gedachtes te hinken. Enerzijds wenst het diverse taken af te stoten en over te laten aan de markt, anderzijds wil het een vinger in de pap houden. De MHP roept het kabinet op hierin duidelijke keuzes te maken, voordat ambtelijke commissies met een kaasschaaf door de organisaties moeten gaan.

De ambtelijke commissies worden met een taakstelling van 20% op pad gestuurd. Daarbij wordt geen enkele duiding meegegeven wat de publieke taken moeten zijn en op welk kwalitatief niveau die taken moeten worden uitgevoerd. Het kabinet schiet tekort door deze commissies vrijblijvend hun gang te laten gaan.

Loonontwikkeling

De MHP stelt de werkgelegenheid uitdrukkelijk boven een zo groot mogelijke loon- en koopkrachtontwikkeling. Behoud van werkgelegenheid staat voorop, omdat de grootste koopkrachtdaling neerslaat bij die mensen, die werkloos worden. Dat geldt eens te meer voor de middengroepen en hogere inkomens, omdat die worden geconfronteerd met een inkomensdaling die veel meer bedraagt dan 30%, omdat de WW-uitkering gemaximeerd is. Bovendien dreigt nog het spook van de aftopping van de ontslagvergoeding vanaf een jaarinkomen van € 75.000, waardoor deze specifieke groep nog eens extra wordt gedupeerd. Vooralsnog wordt met een bij koopkrachtbehoud behorende loonontwikkeling volstaan, zoals ook is afgesproken in het sociaal akkoord. Uitgangspunt is wel dat lopende CAO-afspraken worden gerespecteerd, zowel in de markt- als in de publieke sector. Verder gaat de MHP ervan uit dat ook de overheid en werkgevers zich houden aan de afspraken uit het sociaal akkoord. De overheid zou dat onder meer doen, door de lokale lasten niet te laten stijgen. De werkgevers zouden stageplekken voor jongeren creëren. Het sociaal akkoord is een package deal en het kan niet zo zijn dat één van de partijen zich niet houdt aan de afspraken.
De loonontwikkeling is het komend jaar in macro-economisch opzicht het minste punt van zorg. Koopkrachtbehoud blijft ruim binnen de grenzen van de loonruimte en de verantwoorde loonontwikkeling. Het is zelfs zo, dat ondanks de niet voorziene economische crisis, die snel om zich heen greep, de loonkostenontwikkeling over de periode 2008-2010 binnen de loonruimte blijft en dus verantwoord is. Het dreigement dat het kabinet om ten aanzien van de lonen eventueel ‘zelf de verantwoordelijkheid te nemen’ en de opmerking van de Raad van State dat ‘het besef van noodzakelijke grote ingrepen niet ten volle is doorgedrongen bij werkgevers- en werknemersorganisaties’, zijn volslagen misplaatst en ongepast. Veel CAO-onderhandelaars en werkgevers werden eind 2008 al geconfronteerd met de verstrekkende gevolgen van de crisis: reorganisaties en faillissementen zijn aan de orde van de dag. Zij zien de kleine drama’s in de praktijk en die zijn veel ingrijpender dan de boekhoudkundige berekeningen, die in Den Haag worden gemaakt.
De verantwoorde loonopstelling van sociale partners blijkt onder andere ook uit de teruglopende arbeidsinkomensquote en het lichte herstel van de winstquote voor het bedrijfsleven. De extra ruimte die er is, wil de MHP vooral gebruiken voor het behoud van werkgelegenheid en het herstel van de pensioenfondsen, zodat er weer zich komt op een indexatie voor aanvullende pensioenen.

Op korte termijn dient vooral ingezet te worden op behoud van werkgelegenheid, onder meer via een verantwoorde looninzet. Het dreigement van het kabinet ten aanzien van de loonontwikkeling en de opmerking van de Raad van State over de opstelling van werkgevers en werknemers zijn misplaatst. Op deze wijze lijken sociale partners aan de ketting te worden gelegd.

Inkomens- en fiscaal beleid

Uniformering loonbegrip

Het kabinet wil de grondslag voor premieheffing en loonbelasting gelijk maken. Via het Belastingplan 2010 moet hierover nog dit jaar een besluit worden genomen. De MHP raadt ten stelligste af om dit voorstel in behandeling te nemen. Het kabinetsvoorstel haalt veel overhoop en dit alles, om een administratieve lastenverlichting te bewerkstelligen. In de Stichting van de Arbeid hebben ook de werkgeversorganisaties al eerder aangegeven dat het voor hen niet tot een administratieve lastenverlichting zal leiden, maar eenmalig zelfs tot een forse stijging daarvan. De vermeende voordelen van dit voorstel wegen niet op tegen alle nadelen.
Principieel hebben sociale partners al eerder aangegeven dat de Awf-premie voor werknemers niet afgeschaft zou moeten worden, om het karakter van en de zeggenschap over deze werknemersverzekering bij werkgevers en werknemers neer te leggen. Dat de Awf-premie voor werknemers momenteel 0% bedraagt, wil niet zeggen dat deze zomaar afgeschaft moet worden. De voorstellen ten aanzien van vooral de Zorgverzekeringswet (werkgeversbijdrage, optrekken van de maximumpremiegrens onder gelijktijdige verlaging van de premiepercentages) veroorzaken forse lastenverschuivingen tussen werknemers onderling, werkgevers onderling en voor kleine zelfstandigen en gepensioneerden. Het kabinet moet een waslijst aan aanvullende maatregelen treffen (aanpassingen van heffingskortingen, belastingschijven, belastingtarieven, AOW-uitkering, winstbelastingen, zorgtoeslag, huurtoeslag etcetera) om de inkomens- en lasteneffecten enigszins te neutraliseren. Zelfs dan slaagt het kabinet er niet in om de grote uitschieters te beperken. Nog steeds blijven voor sommige huishoudens koopkrachteffecten bestaan, die nota bene schommelen tussen -10% en +10%. Over het definitieve aanvullende pakket wenst het kabinet pas in 2010 besluiten te nemen, terwijl het kabinet erop aandringt over de uniformering zelf nu al een politiek besluit te nemen. De MHP vindt dit onverantwoord, omdat daarmee nog geen zicht is op de uiteindelijke inkomenseffecten voor huishoudens en op de microlasten voor het bedrijfsleven.
Het voorstel om voor de levensloopregeling de omkeerregel ook toe te passen op de premies voor werknemersverzekeringen kan voor de mobiliteit op de arbeidsmarkt zeer negatieve effecten hebben. De nieuwe werkgever zal niet gauw geneigd zijn om werknemers aan te nemen, die een groot bedrag in de levensloopregeling hebben gespaard. Bij opname moet de ontvangende werkgever namelijk premies werknemersverzekeringen afdragen in plaats van de oude werkgever. Deze maatregel zadelt een nieuwe werkgever op met forse lasten.
De MHP vindt het ook om een andere reden onverantwoord dit voorstel voor de uniformering van het loonbegrip door te zetten. Indien in 2011 en 2012 de economie enigszins gaat aantrekken, zou deze wijziging tot onrust kunnen leiden vanwege de verstrekkende en door de complexiteit niet te overziene lastenverschuivingen. Hieronder kan vooral het consumentenvertrouwen, een van de pijlers van de economie, lijden.

De MHP ontraadt het parlement met klem om in te stemmen met het voorstel voor uniformering van het loonbegrip. Het voorstel heeft verstrekkende en niet overzienbare gevolgen.

Koopkrachtontwikkeling 2010

De MHP betreurt het dat ook dit jaar voor AOW-gerechtigden alleen de koopkrachtplaatjes tot een aanvullend pensioen van € 10.000 worden gepresenteerd. Juist in deze tijd, waarvan we weten dat de aanvullende pensioenen nauwelijks of niet worden geïndexeerd. Naarmate het aanvullend pensioen hoger is, wordt de koopkrachtachteruitgang groter. Deze huishoudens hebben ook in 2009 veelal met een koopkrachtdaling te maken. De MHP heeft, om een volledig beeld te krijgen, daarom ook naar de niet standaard huishoudens gekeken. Het koopkrachtbeeld 2010 is in het volgende overzicht kort samengevat, waarbij de koopkrachtmutatie is afgezet tegen het bruto jaarinkomen.

Het betreft hier de zogenaamde statistische koopkracht, dat wil zeggen dat er vanuit gegaan wordt dat de situatie voor huishoudens hetzelfde blijft. De inkomensachteruitgang voor werknemers die werkloos raken, is vele malen groter dan de statische koopkrachtmutaties. Dat geldt eens te meer voor werknemers met een inkomen vanaf anderhalf modaal, omdat de WW-uitkering is gemaximeerd en zij daarom verder terugvallen dan naar 70% van het laatstverdiende loon.

De MHP constateert dat de koopkrachtplaatjes voor AOW-gerechtigden met een redelijk tot goed aanvullend pensioen ten onrechte ontbreken in de Miljoenennota. Zij gaan er het meest op achteruit.

Pensioengebouw

AOW-leeftijd

De MHP vindt het van groot belang dat ons pensioenstelsel voldoende toekomstbestendig is en blijft, dat wil zeggen dat pensioenen ook over dertig jaar nog kunnen worden uitbetaald. Maar dat betekent niet dat nu de AOW-leeftijd naar 67 jaar moet worden getild. De AOW vormt het basispensioen en samen met de aanvullende pensioenen en eventuele individuele arrangementen wordt de totale oudedagsvoorziening gevormd. Dan moet nu niet overhaast een onderdeel van het pensioengebouw eruit worden gelicht, waardoor een goede discussie over het totale pensioenstelsel eigenlijk niet meer mogelijk is. Het besluit van het kabinet om op korte termijn de AOW-leeftijd te verhogen en de financiële randvoorwaarden voor de pensioenfondsen te verzwaren, is volgens de MHP overhaast genomen. De samenhang met vooral de aanvullende pensioenen vraagt om een bredere analyse.
Verder is de MHP voorstander van flexibele pensionering en is van mening dat een vaste pensioenleeftijd voor iedereen te rigide is. Wie dat wil en kan, moet de mogelijkheid hebben om langer door te werken, maar men moet ook kunnen stoppen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Doorvoering in deze economische situatie is onverstandig en de noodzaak voor een verplichte verhoging van de AOW-leeftijd is niet aangetoond. Het beste en belangrijkste alternatief is volgens de MHP verhoging van de arbeidsparticipatie van bijvoorbeeld vrouwen en oudere werknemers. Daar is nog veel winst te behalen en het leidt bovendien tot hogere inkomsten voor overheid. De MHP betreurt het dat de uiteindelijke adviesaanvraag van het kabinet aan de SER niet de verhoging van de arbeidsparticipatie, maar een structurele bezuiniging van 0,7% bbp centraal stelt. Los van de vraag of het verhogen van de AOW-leeftijd inderdaad 0,7% bbp oplevert voor de schatkist, is de SER met de vraag in een oneigenlijke positie gebracht. Het is volgens de MHP niet de taak van de SER om allerlei bezuinigingen te bedenken. Daarvoor is de politiek ingehuurd.

De MHP wijst een verplichting om langer door te werken af. Een vrijwillige keuze daartoe is wel een goede ontwikkeling.

Partnertoeslag AOW

Op 1 januari 1986 is de wet van kracht geworden, die regelt dat in 2015 de AOW-toeslag voor jongere partners wordt afgeschaft. Er is destijds gekozen voor een overgangsperiode van dertig jaar, om mensen in de gelegenheid te stellen hierop te anticiperen. De voorlichting hierover van de zijde van de overheid is een paar jaar geleden (!) pas echt goed op gang gekomen. Het kabinet wil de toeslag voor AOW-gerechtigden, waarvan de partner jonger is dan 55 jaar, vier jaar eerder afschaffen. De partner die geen werk heeft, zal gezien de oplopende werkloosheid en de leeftijd, vrijwel kansloos zijn om een baan te vinden en daarmee nauwelijks in staat zijn een eigen inkomen te verwerven. Voldoende geld opzij leggen zal in die verkorte periode niet meer mogelijk zijn. De MHP wijst – onder andere om die redenen – ingrijpen op een bestaande overgangsmaatregel af. De betrouwbaarheid van de overheid wordt hiermee aangetast. Hoe kan men een overheid vertrouwen, die heldere afspraken niet nakomt ?
Voor de structurele houdbaarheid van de overheidsfinanciën levert deze maatregel niets op. De besparing op de AOW-uitgaven als gevolg van de afschaffing van de partnertoeslag is immers vanaf 2015 al volledig ingeboekt. Voor individuen kan het vervroegen van deze maatregel daarentegen verstrekkende gevolgen hebben.

De voortijdige afschaffing van de partnertoeslag doorkruist heldere afspraken en maakt de overheid onbetrouwbaar. Het levert geen structurele bijdrage aan de overheidsfinanciën.

Arbeidsmarkt

Kenniswerkers

Wetenschappelijk onderzoek is van groot belang voor een gezonde economie en draagt bij aan oplossingen voor problemen in de maatschappij. De MHP onderschrijft dit standpunt volledig. Om het behoud van kenniswerkers voor Nederlandse bedrijven te waarborgen, hebben de Ministeries van OCW en EZ voor 2009 en 2010 in totaal € 180 miljoen beschikbaar gesteld, in de vorm van de subsidieregeling ‘Sterktes in innovatie’. De belangstelling voor de regeling was groot, waardoor in 2009 reeds € 135 miljoen aan subsidies is toegekend. Voor 2010 resteert een bedrag van ongeveer € 45 miljoen. De MHP is verheugd dat het kabinet het belang van het behoud van kenniswerkers heeft onderkend. Echter, de economische crisis is voorlopig nog niet voorbij: in 2010 zal het aantal werklozen stijgen tot ruim 600.000. Dit heeft ook gevolgen voor kenniswerkers, terwijl de subsidieregeling ‘Sterktes in innovatie’ bijna is opgedroogd. Uit de begroting blijkt dat het kabinet niet voornemens is om meer middelen in het behoud van kenniswerkers te investeren. Om ervoor te zorgen dat bedrijven kenniswerkers ook in de toekomst kunnen behouden, roept de MHP het kabinet dringend op om de subsidieregeling ‘Sterktes in innovatie’ te verlengen.

Mede met het oog op de toekomst van Nederland als kennisland roept de MHP het kabinet op om de succesvolle regeling ‘Sterktes in innovatie’ te continueren.

Zelfstandig ondernemers

Het aantal zelfstandigen neemt de laatste jaren fors toe. Velen hiervan kiezen bewust voor het ondernemerschap. Het zijn vaak professionals, die hun individuele kwaliteiten aanwenden om als zelfstandige te participeren op de arbeidsmarkt. Er zijn ook veel professionals die hun beroep uitoefenen op grond van een gemengde juridische status, deels als werknemer, deels als zelfstandige. In de praktijk lopen ze vaak tegen administratieve barrières op, zoals de VAR-verklaring en de complexe belastingwetgeving. Het voornemen van het kabinet om over zelfstandigen een advies aan de SER te vragen, wordt door de MHP als een eerste stap gezien deze groep serieus te nemen. Ook zij dragen bij aan de welvaart van Nederland en maken deel uit van de arbeidsmarkt. En ook zij worden getroffen door de economische crisis. Een groot deel van de ordeportefeuilles slinkt immers in snel tempo.

De MHP is blij dat de SER wordt gevraagd om een advies uit te brengen over het zelfstandig ondernemerschap.

Oudere werknemers

De MHP is met het kabinet van oordeel dat een hogere arbeidsdeelname van ouderen op grond van sociale en economische overwegingen wenselijk en noodzakelijk is. Het behoud van kennis en vaardigheden is van belang voor de continuïteit van bedrijven en instellingen. Het vraagt wel om een andere mentaliteit van HRM-managers en werknemers, die vervroegde pensionering als een hoger doel zien.
De beleidsinspanningen ter verhoging van de arbeidsparticipatie van oudere werknemers moeten in de eerste plaats gericht zijn op de leeftijdscategorie tot 65 jaar. Het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd hoeft evenwel niet het einde van het arbeidzame bestaan te betekenen. Het is primair aan de werknemer om te bepalen of deze doorwerkt na 65 jaar. In overleg met de werkgever kunnen de voorwaarden, waaronder de arbeidsrelatie wordt voortgezet, worden vastgesteld. Met andere woorden: vrijwilligheid van doorwerken na 65 jaar, is voor de MHP het uitgangspunt. Deeltijdpensioen kan daarbij een rol spelen, niet alleen na het bereiken van 65 jaar, maar ook daarvoor om de duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers mogelijk te maken. In deze zin wenst de MHP ook op te merken dat het niet voor alle beroepsgroepen mogelijk is om langer door te werken. Door fysiek en psychisch zware beroepen en bepaalde functies met veiligheidsrisico’s (functioneel leeftijdsontslag) is het niet altijd wenselijk om langer door te werken. In een aantal functies en beroepen is het zelfs niet toegestaan om na een bepaalde leeftijd door te werken.

De arbeidsparticipatie van werknemers tussen 55 en 65 jaar moet omhoog. Hiervoor is een extra inzet van alle partijen nodig.

Jongeren

Het is volkomen terecht dat dit kabinet extra aandacht heeft voor jeugdwerkloosheid, om te voorkomen dat jongeren ook na de economische crisis langdurig aan de kant blijven staan. Momenteel is ruim 10% van de jongeren tussen 15 en 24 jaar werkloos, tegenover 5% onder de gehele beroepsbevolking. De kans op werk is voor jongeren dus 2 maal zo laag.
Het kabinet heeft ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid verschillende maatregelen geïntroduceerd, maar laat hoger opgeleide jongeren (hbo en wo) daarbij in de kou staan.

– Actieplan jeugdwerkloosheid
De MHP juicht de introductie van een actieplan toe, maar betreurt het dat er, behalve de bepaling dat er 200 traineeplekken op de Werkpleinen van het UWV Werkbedrijf worden gecreëerd, nauwelijks aandacht is voor hoger opgeleide jongeren, terwijl steeds meer toetreders op de arbeidsmarkt hoger opgeleid zijn. Hbo’ers en academici op traineeplekken zullen gedurende twee jaar als junior werkcoaches (mbo)jongeren begeleiden en assisteren bij het zoeken van een baan en het vervullen van vacatures. De MHP vraagt zich echter af wat er gebeurt met deze jongeren na afloop van de tweejarige termijn. En hoe dienen afgestudeerde hoger opgeleiden uit andere sectoren werkervaring op te doen, nu juist door verdringing stageplekken en vacatures verdwijnen ? De mobiliteitscentra van het UWV Werkbedrijf zijn namelijk niet ingericht op de ondersteuning van hoger opgeleiden. Erger nog, het UWV en de re-integratiemiddelen worden gekort, waardoor er nog minder ruimte ontstaat om iets te doen voor hoger opgeleiden. Het is vreemd dat juist in een tijd van crisis, waarin meer mensen een beroep doen op het UWV, deze korting wordt doorgevoerd.

– Wet Investeren in Jongeren (WIJ)
Het wetsvoorstel ‘Wet investeren in jongeren’ verplicht gemeenten om jongeren van 18 tot 27 jaar, die zich melden voor een uitkering, een leer en/of werk aanbod te doen. Voor hoger opgeleide jongeren (hbo en wo) ligt scholing of opleiding niet in de rede. De gemeente dient deze jongeren, middels het UWV, dan te bemiddelen naar een baan of stageplaats. Echter ook hier speelt het probleem dat de mobiliteitscentra niet zijn ingericht op de ondersteuning van hoger opgeleiden.
Bovenstaande brengt voor hoger opgeleide jongeren bovendien een tweede probleem met zich mee: indien de betreffende jongere het aangeboden werk niet accepteert, dan krijgt deze ook geen uitkering van de gemeente. Gezien de wijze waarop mobiliteitscentra momenteel zijn ingericht, acht de MHP het niet onwaarschijnlijk dat hoger opgeleide jongeren een baan aangeboden krijgen, die ver onder hun niveau ligt. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het aannemen van een dergelijke baan nadelige gevolgen kan hebben voor (het verloop van) een toekomstige carrière. De betreffende jongere zal zich echter gedwongen zien om de baan aan te nemen, omdat die anders geen inkomen heeft. De hoger opgeleide jongere wordt in dit geval dubbel getroffen. Daarnaast bestaat het risico dat hoger opgeleiden in een overspannen arbeidsmarkt lager opgeleiden verdringen. De kansen op een baan voor lager opgeleiden worden dan ook kleiner.
De MHP is van mening dat de WIJ er op deze manier meer op lijkt gericht de instroomcijfers van jongeren in de WWB te verminderen, dan om de arbeidsparticipatie van (hoger opgeleide) jongeren te verbeteren.

– De gewijzigde wet Wajong
Per 1 januari 2010 treedt de gewijzigde wet Wajong in werking, met als uitgangspunt wat jongeren wél kunnen, in plaats van wat zij niet kunnen. Het belangrijkste doel van de vernieuwing van de Wajong is om jongeren met een beperking te ondersteunen bij het vinden en houden van een baan bij een reguliere werkgever. De MHP steunt het vorenstaande volledig. Echter, de MHP herhaalt in deze haar standpunt dat de huidige mobiliteitscentra niet zijn ingericht op de ondersteuning van hoger opgeleiden. Dit geldt te meer voor hoger opgeleide jongeren met een Wajong-uitkering.

Onder het mom van ‘hoger opgeleiden redden zichzelf wel’, laat het kabinet deze groep jongeren aan hun lot over. Dit terwijl bijna de helft van de 200.000 jongeren, die deze zomer hun opleiding hebben afgerond, hoger opgeleid is. Zowel het aantal werkzoekende hoger opgeleide jongeren als de duur van de werkeloosheid zal naar verwachting de komende tijd fors stijgen. Bij een verdubbeling van de langdurige werkloosheid onder jongeren, praten we over een paar jaar over tienduizenden werkloze, hoger opgeleide jongeren!
Daar komt bij dat het langer doorstuderen momenteel zelfs wordt ontmoedigd. Een afgestudeerde hbo’er, die een tweejarige masteropleiding wil gaan volgen (hetgeen in deze tijd juist gewenst is), bouwt al gauw een extra studieschuld van ruim 5.000 tot 10.000 euro op. Bovendien heeft het kabinet aangekondigd dat de studiefinanciering de komende twee jaar niet zal worden geïndexeerd. Beide hebben tot gevolg dat niet alleen de toegang, maar ook de kwaliteit van het hoger onderwijs zal worden aangetast.
Hoger opgeleiden zijn, met het oog op de vergrijzing, juist van groot belang voor de economie. Het kabinet onderkent dit, zo blijkt uit haar doelstellingen, maar geeft daarvan geen enkel blijk in haar plannen.

De MHP betreurt het dat er weinig aandacht is voor hoger opgeleide jongeren, die een baan zoeken. Opgezadeld met een studieschuld, kunnen ook zij geen baan vinden en dreigen ze voor langere tijd aan de kant te staan. Voor deze groep zijn ondersteunende maatregelen hard nodig.

Arbeidsrecht

Uitbreiding flexcontracten tot 27 jaar

Het kabinet wil dat het voor werkgevers mogelijk wordt om jongeren tot 27 jaar langer op basis van tijdelijke contracten te werk te stellen. Bij elkaar opvolgende tijdelijke contracten ontstaat na een periode van vier jaar of bij een vijfde contract een vast dienstverband. Nu is dat nog het geval na een periode van drie jaar of bij een vierde contract. De MHP heeft, gelet op de huidige economische crisis, bij eerdere voorstellen aangegeven geen onoverkomelijke bezwaren te hebben tegen de uitbreiding, in het geval dit betrekking zou hebben op alle werknemers, ongeacht de leeftijd. De MHP heeft er echter wel moeite mee dat de uitbreiding van het aantal tijdelijke contracten alleen beperkt wordt tot jongeren. Het gevolg van het kabinetsvoorstel is enerzijds dat jongere werknemers een langere periode van onzekerheid krijgen, maar anderzijds ontstaat er ook een prikkel voor werkgevers om geen oudere werknemers in dienst te nemen. Bedrijven die toch al ten onrechte veronderstellen dat oudere werknemers te duur zijn, zullen eerder jongeren in dienst nemen, omdat die langer in de tijdelijke schil kunnen worden ondergebracht. De MHP wijst daarom het leeftijdsonderscheid, dat gemaakt wordt in het voorstel, af.

De MHP heeft geen moeite met de verruiming van het aantal tijdelijke contracten, maar wijst het leeftijdsonderscheid, dat daarbij wordt gemaakt, af.

Wetsvoorstel limitering ontslagvergoeding

Het kabinet heeft de Tweede Kamer verzocht het wetsvoorstel limitering ontslagvergoeding in behandeling te nemen. Voor de MHP is het onbegrijpelijk dat het kabinet de in september 2008 gesloten deal tussen VNO-NCW en FNV omarmt en in een wetsvoorstel heeft omgezet. Nadat de MHP zijn bezwaren kenbaar had gemaakt, hebben de Raad voor de rechtspraak en de Raad van State dit nog eens dunnetjes over gedaan in hun adviezen over het wetsontwerp om de ontslagvergoeding in een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter af te toppen op een jaarsalaris vanaf een inkomen van € 75.000. De bezwaren komen in het kort op het volgende neer:
- de onderbouwing is ongefundeerd en dit geldt specifiek voor de arbitrair gekozen grens van € 75.000;
- er wordt aan voorbij gegaan dat juist voor werknemers met een inkomen boven het zogenaamde maximumdagloon, de ontslagvergoeding hard nodig is om 70% van het laatst genoten salaris te kunnen bereiken;
- het voorstel pakt onredelijk uit: werknemers die minder dan € 75.000 op jaarbasis verdienen, kunnen met een hogere ontslagvergoeding wegkomen dan werknemers die meer dan € 75.000 verdienen;
- het wetsvoorstel draagt op geen enkele wijze bij aan de arbeidsparticipatie en de flexibiliteit op de arbeidsmarkt.
De Kring van Kantonrechters heeft per 1 januari 2009 de formule voor ontslagvergoedingen aangepast, waardoor vrijwel over de hele linie de ontslagvergoeding naar beneden is bijgesteld. Deze wijziging, gecombineerd met het voorliggende wetsontwerp, pakt voor werknemers met een inkomen van meer dan € 75.000 buitengewoon onredelijk uit.
Als gevolg van de huidige economische crisis zullen banen van veel werknemers, met een hogere opleiding en veel ervaring, met de dag meer onder druk komen te staan, zonder dat er snel uitzicht op een andere baan voor hen is. Het wetsvoorstel heeft daarmee het karakter van ‘de spelregels veranderen tijdens de wedstrijd’.

De MHP roept de Tweede en Eerste Kamer op de forse kritiek van de Raad van State en de Raad voor de rechtspraak over het wetsvoorstel limitering ontslagvergoeding in zijn besluitvorming ter harte te nemen.

Afspiegelingsbeginsel

Sinds juli 2009 hebben werkgevers de mogelijkheid om bij ontslag enigszins af te wijken van het afspiegelingsbeginsel om verlies aan vakkennis te voorkomen. Werkgevers mogen voor 10 procent ‘schuiven’ in de leeftijdscategorieën waar ze mensen uit mogen ontslaan. De MHP zou liever hebben gezien dat het afwijken van het afspiegelingsbeginsel geen tijdelijke maar een structurele mogelijkheid wordt, in die zin dat alleen mag worden afgeweken als CAO-partijen dat overeen komen. Op deze manier kunnen werknemers met een zwakkere arbeidsmarktpositie voor werkloosheid worden beschermd. Indien een algemene verruiming niet op draagvlak kan rekenen, pleit de MHP er wel voor om voor bepaalde beroepen of sectoren een uitzondering te maken, zoals ook nu al geldt voor de uitzendsector in het Ontslagbesluit. Zo wordt in een per definitie internationale sector als de luchtvaartsector wereldwijd het anciënniteitbeginsel (last in first out) toegepast voor verkeersvliegers en zou het gewenst zijn dat dit voor Nederlandse verkeersvliegers ook mogelijk zou zijn.

De MHP pleit voor een structurele regeling om af te mogen wijken van het afspiegelingsbeginsel, indien CAO-partijen het hierover eens zijn.

Sociale zekerheid

Vrijstelling premiebetaling jongeren tot 23 jaar

Teneinde het in dienst nemen van jongeren beneden de 23 jaar te vereenvoudigen, stelt het kabinet voor dat de werkgever wordt vrijgesteld van premiebetaling en loonbelasting bij werkzaamheden van geringe omvang. Vorenstaande maatregel levert een vermindering van administratieve lasten en van arbeidskosten op, aldus het kabinet. Het kabinet meldt in haar begroting niets over de concrete gevolgen voor de betreffende jongeren. Dit terwijl premiebetaling ervoor zorgt dat een werknemer verzekerd is volgens de werknemersverzekeringen (o.a. WW en WIA). De maatregel van het kabinet zou kunnen betekenen dat de betreffende jongeren geen aanspraak maken op de werknemersverzekeringen. De MHP vindt dit een ongewenst gevolg. Te meer daar de maatregel verplicht is: de betreffende jongeren hebben geen keus. De MHP stelt voor om de maatregel facultatief te maken. De jongere kan dan zelf kiezen of hij/zij verzekerd wil zijn voor de werknemersverzekeringen.

De MHP stelt voor om de maatregel van het kabinet, om de werkgever vrij te stellen van premiebetaling en loonbelasting voor jongeren onder 23 jaar bij werkzaamheden van geringe omvang, facultatief in plaats van verplicht te maken.

Anticumulatie Ziektewet en Werkloosheidsuitkering

Momenteel wordt de WW-uitkering na 13 weken ziekte opgeschort en omgezet in een ZW-uitkering. Is de werkloze weer beter, dan herleeft de WW-uitkering. Het kabinet is voornemens dit te wijzigen en de zieke werkloze tijdens de gehele ziekteperiode een WW-uitkering te laten ontvangen. Het kabinet voert aan dat op deze manier de stapeling van ZW-periode en duur van WW-recht wordt voorkomen. De achterliggende gedachte is dat ‘zieke werklozen op dit moment een prikkel hebben om zo lang mogelijk in de Ziektewet te blijven, omdat de ziekteperiode het recht op een WW-uitkering (ZW en WW samen) verlengt’. ‘Dit bevordert de uitstroom uit de ZW niet’, aldus het kabinet. De MHP vindt dit een onterechte zienswijze en ziet niet in hoe deze maatregel bijdraagt aan de arbeidsparticipatie. Het kabinet gaat uit van een niet nader onderbouwd misbruik, wat gezien de strenge toetsing in de Ziektewet – door de verzekeringsarts – onwaarschijnlijk is. De zienswijze van het kabinet is in deze tijden van economische crisis bovendien zeer ongepast. Immers, (de maximering van) de WW-uitkering zorgt voor een dergelijke inkomensterugval, dat er van uit kan (en moet) worden gegaan dat de (zieke) werkloze juist niets liever wil dan weer aan het werk gaan. Daar komt bij dat het kabinet niet concreet is over de uitwerking van deze maatregel: wordt de zieke werkloze geacht tijdens ziekte door te solliciteren, zoals de WW voorschrijft ? En kan het weigeren van een sollicitatiegesprek en/of baan tot gevolg hebben dat er op de WW-uitkering wordt gekort ?

De MHP is van mening dat de maatregel van het kabinet, gericht op anticumulatie van de duur van de ZW- en de WW-uitkering, onterecht en ondoordacht is.

 

Overzicht gehanteerde belastingen en premies Miljoenennota 2010

Download Overzicht gehanteerde belastingen en premies Miljoenennota 2010 (PDF, 64kB)

Laatste nieuws

Hoe staat het met de leercultuur in uw organisatie?

24 juli 2024

Hoe staat het met de leercultuur in uw organisatie?

VCP: bezuiniging 22% op ambtenaren niet realistisch, onverantwoord en ondoordacht

23 juli 2024

VCP: bezuiniging 22% op ambtenaren niet realistisch, onverantwoord en ondoordacht

Logo VCP YP

11 juli 2024

VCP YP: Uitnodiging bijeenkomst Prinsjesdag

Meer nieuws