18 maart 2010
Inhoud:
• Regeling deeltijd-WW langer open
• Nieuwe ramingen CPB
• MHP verbaasd over actie UWV
• Eerste Kamer akkoord met Crisis- en herstelwet
• Kabinet vraagt SER advies over bevolkingsdaling
• MHP ondertekent intentieverklaring middelbaar beroepsonderwijs
• StvdA wil voor kabinetsformatie met advies over pensioenen komen
• Brief StvdA en ROP over klokkenluiders
• Niet-controversiële onderwerpen
• Regeling scholingsbonus en Ervaringscertificaat versoepeld
• Hans Schenk nieuw kroonlid SER
Regeling deeltijd-WW langer open
Op 12 maart jl. heeft de ministerraad besloten om de Regeling deeltijd-WW langer open te houden. De MHP acht het verstandig van minister Donner van SZW dat hij gehoor heeft gegeven aan de dringende oproep van de Stichting van de Arbeid (StvdA) om deze Regeling voor de deeltijd-WW niet per 1 april stop te zetten. Nu blijft de regeling ook mogelijk voor bedrijven, die de gevolgen van de economische crisis pas later ondervinden. De regeling loopt wel af, dat wil zeggen dat op 30 juni 2011 de laatste uitkering op grond van deeltijd-WW de deur uitgaat. Hoe later een bedrijf de aanvraag na 1 april indient, des te korter wordt dus de looptijd. De huidige voorwaarden blijven gehandhaafd. Bovendien kan een bedrijf dat al gebruik heeft gemaakt van de Regeling werktijdverkorting, na 1 april a.s. geen aanvraag meer indienen voor deeltijd-WW.
Begin maart heeft de StvdA een brandbrief gestuurd, waarin erop werd aangedrongen om de Regeling deeltijd-WW, die per 1 april a.s. beëindigd zou worden, toch open te houden. Dit resulteerde in een overleg tussen minister Donner en de sociale partners. Donner was bereid de regeling open te houden, maar dan onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat er een nullijn zou komen voor de bonussen en de loonontwikkeling bij die bedrijven, die een aanvraag zouden indienen voor deeltijd-WW. Vooral de laatste voorwaarde zou hebben geleid tot een doorkruising van de contractsvrijheid van sociale partners bij onderhandelingen over lonen. Bovendien zou het tot juridisch vreemde consequenties kunnen leiden, omdat een bedrijf zich wel moet houden aan de CAO in een bedrijfstak. Sociale partners hebben zich tot op het laatste moment verzet tegen deze nullijn als voorwaarde, met het resultaat dat Donner dit heeft teruggenomen.
Hoewel de MHP blij is dat de regeling langer wordt opengehouden en er dus minder mensen onnodig werkloos worden, betreurt de MHP het wel dat er geen ruimte was om de regeling te verbeteren. Uit een inventarisatie bij de achterban is namelijk gebleken dat er in de huidige regeling een aantal bureaucratische knelpunten zitten. Bedrijven moeten bijvoorbeeld minimaal zes maanden gebruik maken van de deeltijd-WW. Als er nieuwe orders binnenkomen, moeten zij die soms weigeren, omdat de boete (terugbetaling uitgekeerde WW-gelden) dan hoger is dan de order aan omzet oplevert. Ook wordt interne bedrijfsscholing vaak niet aangemerkt als scholing in de zin van de regeling, terwijl vooral grotere bedrijven uitstekende opleidingen kunnen hebben.
De MHP heeft alle pogingen ondernomen om de regeling in die zin meer te laten aansluiten bij de praktijk. Het openhouden van de regeling en vervolgens het intrekken van de voorwaarde van een nullijn werden echter al als een behoorlijke concessie gezien van de zijde van het Ministerie. Extra ruimte voor een betere regeling was er niet.
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft op 16 maart jl. nieuwe ramingen over de Nederlandse economie gepubliceerd. In tegenstelling tot eerdere prognoses zal de werkloosheid in 2010 en 2011 weliswaar fors oplopen (tot 500.000 personen), maar minder dan eerder werd aangenomen (615.000 personen). Eind 2009 had Nederland 380.000 werklozen. Ook de economische groei ziet er iets rooskleuriger uit. De komende jaren verwacht het CPB 1,5% tot 2% groei van het bruto binnenlands product. In september 2009 ging het CPB nog uit van een nulgroei. In 2009 is de economie met 4% gekrompen. Een groot zorgpunt blijven de overheidsfinanciën. Het begrotings-tekort blijft de komende jaren schommelen rond de 5% en de staatschuld bedraagt bijna 70%. Volgens het CPB staat een nieuw kabinet voor de opgave om € 29 miljard te bezuinigen om de overheidsfinanciën weer op orde te krijgen. In december liet het CPB nog weten dat het om een bedrag van € 35 miljard zou gaan.
De MHP ontkent niet dat er de komende jaren grote opgaven zijn ten aanzien van de Nederlandse economie. Kerngegevens over de arbeidsmarkt zijn voor de MHP het grootste zorgpunt. Er gaat immers veel leed schuil achter de kille cijfers over de werkloosheid. Ook erkent de MHP dat de overheidsfinanciën weer op orde moeten komen, want bij de huidige staatschuld moet er jaarlijks ruim € 10 miljard aan rente worden betaald. Dit geld kan volgens de MHP beter worden benut. Maar de grote afwijkingen in de ramingen van het CPB ten opzichte van een half jaar geleden tonen nog maar eens aan dat het CPB de absolute wijsheid ook niet in pacht heeft. Volgens de MHP mag het CPB daarom de ramingen wel met wat minder stelligheid brengen.
De MHP heeft in een brief aan het UWV en in afschrift aan minister Donner van SZW haar verbazing uitgesproken over het voornemen van het UWV de dienstverlening terug te schroeven voor mensen, die korter dan één jaar werkloos zijn. Volgens de MHP kan en mag het niet de bedoeling zijn dat werklozen de dupe worden van bezuinigingen door het UWV.
Het is algemeen bekend dat werklozen vooral in het eerste half jaar de meeste kans hebben op het vinden van een baan. Daarna lopen de kansen aanzienlijk terug. Dit geldt eens te meer voor oudere werknemers (in de ogen van veel werkgevers zijn werknemers dat al vanaf 45 jaar). Inmiddels heeft Donner het UWV al op de vingers getikt en aangegeven dat het UWV de dienstverlening aan werklozen moet voortzetten. De brief die de MHP hierover aan het UWV heeft geschreven, is te downloaden via www.vakcentralemhp.nl. De reactie van Donner is te lezen op www.minszw.nl.
Eerste Kamer akkoord met Crisis- en herstelwet
Op 16 maart jl. heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Crisis- en herstelwet. De Tweede Kamer ging 17 november 2009 al akkoord. Het was de bedoeling de wet per 1 januari te laten ingaan, maar de Eerste Kamer wilde meer tijd om de plannen te beoordelen. De wet moet ervoor zorgen dat vooral wegen en andere infrastructurele projecten versneld worden uitgevoerd, zoals de bouw van sluizen, woningen en windmolenparken. Bezwaarprocedures worden bijvoorbeeld ingekort. De ruim vijftig projecten die de wet aangaat, leveren enkele tienduizenden arbeidsjaren aan werkgelegenheid op.
De MHP juicht het daarom toe dat veel van deze projecten vervroegd kunnen worden uitgevoerd. Niet alleen omdat dit een stimulans voor de werkgelegenheid in de kwakkelende bouwsector betekent, maar ook voor de werkgelegenheid bij toeleveranciers en aanverwante sectoren. Wel is de MHP van mening dat ondanks de verkorte bezwaarprocedures de zorgvuldigheid wel in acht moet worden genomen, bijvoorbeeld vanwege milieuaspecten.
Kabinet vraagt SER advies over bevolkingsdaling
Het kabinet heeft de SER gevraagd om dit najaar advies uit te brengen over de wijze waarop het bedrijfsleven kan bijdragen aan de aanpak van de negatieve gevolgen van bevolkingskrimp. Zo wil het kabinet weten hoe de kansen, die krimp biedt voor de ontwikkeling van het landelijk gebied, beter kunnen worden benut.
Basis voor de adviesaanvraag vormt het vorig jaar vastgestelde Interbestuurlijk actieplan bevolkingsdaling ‘Krimpen met kwaliteit’. Daarin beschrijven Rijk, provincies en gemeenten hoe zij ongewenste gevolgen van bevolkingskrimp gaan aanpakken, maar ook welke kansen die krimp voor een betere leefbaarheid biedt. Uitgangspunt is dat krimp een onomkeerbaar proces is, waarop gemeenten tijdig moeten inspelen door samen te werken en te zorgen voor een effectieve inzet van middelen.
Het kabinet vraagt de SER hoe de bewustwording verder kan worden vergroot en hoe het bedrijfsleven kan inspelen op de demografische veranderingen, bijvoorbeeld als het gaat om de leefbaarheid en het niveau van voorzieningen. Het kabinet vraagt de SER ook welke kansen er zijn op het gebied van natuur, recreatie en toerisme en welke (financiële) beleidswijzigingen die vragen. Verder vraagt het kabinet de SER onder andere te kijken naar de bijdrage, die het bezit van een tweede woning in een krimpgebied kan leveren aan de leefbaarheid op het platteland.
MHP ondertekent intentieverklaring middelbaar beroepsonderwijs
Het bedrijfsleven en het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) maken voortaan niet alleen bindende sectorale afspraken over de kwalificaties, maar ook over de beroepspraktijkvorming (stages) en de examenstandaarden. Dit volgt uit de intentieverklaring, die MHP-voorzitter Richard Steenborg op 10 maart 2010 namens de vakcentrale MHP heeft ondertekend. De intentieverklaring werd eveneens ondertekend door FNV, CNV, VNO-NCW, MKB-Nederland, MBO-raad en Colo (samenwerkende kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven).
Met hun handtekening leggen de ondertekenaars de basis voor een effectieve afstemming tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven, werkbare en arbeidsmarktgerichte kwalificaties, betrouwbare examinering, een adequate ondersteuning van de 200.000 leerbedrijven en met dit alles voor een optimaal onderwijsaanbod voor 500.000 MBO’ers.
Meer concreet houdt bovenstaande in dat de deelnemers zijn overeengekomen dat er sectorale en bindende afspraken komen over de (organisatie van) de examinering en het praktijkgedeelte van het MBO, waarbij bedrijfsleven en onderwijs op fifty-fifty basis zeggenschap krijgen. De nieuwe afspraken worden bindend voor de onderwijsinstellingen die voor een bepaalde sector opleiden, hetgeen overigens betekent dat de overheid de wet moet wijzigen. Het onderwijs krijgt voorts een belangrijke stem in het bestuur van Colo en meer zeggenschap in de kenniscentra. Ook daar worden de zetels voortaan op fifty-fiftybasis verdeeld.
StvdA wil voor kabinetsformatie met visie over pensioenen komen
De sociale partners in de StvdA willen alles op alles zetten om nog vóór de nieuwe kabinetsformatie met een gezamenlijke visie over de toekomst van de aanvullende pensioenen te komen. Voorkomen moet worden dat een nieuw kabinet de regie over ons pensioenstelsel naar zich toetrekt, terwijl het geld betreft van gepensioneerden en deelnemers, waaraan ook de werkgevers hebben bijgedragen. Volgens de MHP hoort het primaat over de pensioenen dan ook bij sociale partners te liggen en niet bij de politiek.
De MHP is vooral bezorgd over de geluiden in de politiek om de pensioenen ‘af te toppen’, dat wil zeggen dat er nog maar tot een bepaalde inkomensgrens via fiscale faciliteiten pensioen mag worden opgebouwd. Verder lijkt het erop dat de politiek, onder andere via de toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB), zich steeds meer wil bemoeien met de aansturing van de pensioenfondsen.
Brief StvdA en ROP over klokkenluiders
Kortgeleden is in bulletin nr. 10.03 bericht over de voortgang van de oprichting van het advies- en verwijspunt voor klokkenluiders. In juli 2009 maakten de ministers van SZW en BZK bekend dat er een apart advies- en verwijspunt klokkenluiders zou komen in de vorm van een onafhankelijke stichting. Sociale partners zouden daarbij worden betrokken. Er werd geen aansluiting bij een bestaande instantie gezocht om duidelijk te maken dat dit geen neventaak hoort te zijn.
Na veldonderzoek door BZK concludeerden de ministers in december 2009 echter dat het punt bij de Nationale Ombudsman (NO) gepositioneerd zou moeten worden. Dit zonder daaraan voorafgaand overleg te voeren met de StvdA en de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP). Er werd daarmee opeens wèl aansluiting gezocht bij een bestaande instantie. De Tweede Kamer heeft het besluit in december 2009 met algemene stemmen aanvaard.
In een gezamenlijke brief van de StvdA en de ROP aan de ministers van BZK (Hirsch Ballin als opvolger van Ter Horst) en SZW wordt gepleit om het onafhankelijke advies- en verwijspunt klokkenluiders nu bij de SER te positioneren.
De StvdA en de ROP zijn het ermee eens dat het advies- en verwijspunt wordt ondergebracht bij een organisatie, die bekendheid geniet bij werkgevers en werknemers en die een onafhankelijk functioneren kan garanderen. Echter, het voorstel om dit punt te positioneren bij de NO wordt krachtig afgeraden door zowel de StvdA als de ROP. Bij de keuze is voor de StvdA en de ROP doorslaggevend dat de noodzakelijke onafhankelijkheid, deskundigheid, etc. worden geborgd. Zij stellen vast dat de NO over het algemeen wordt gezien als het instituut waar een burger terecht kan, die klachten heeft over het handelen van de overheid. Omdat klokkenluiden een melding over een misstand van het eigen bedrijf is en niet een klacht over de overheid zullen werknemers en werkgevers uit de private sector de weg naar de NO niet logisch vinden.
Daarnaast kan de NO in zijn traditionele taak als ombudsman zich genoodzaakt zien te oordelen over klachten, die betrekking hebben op aangelegenheden waarin de ombudsman in de uitvoering van zijn werkzaamheden voor het advies- en verwijspunt al eerder een rol heeft gehad of nog kan krijgen. Ook kan zich een conflict voordoen wanneer de NO een onderzoek instelt op grond van de bepalingen van titel 9.2 van de Algemene Wet bestuursrecht en een klokkenluider om advies of verwijzing vraagt in de door het onderzoek bestreken zaak. De StvdA en de ROP betwijfelen of de NO wel een zodanige scheiding kan en mag aanbrengen tussen de traditionele taken en de taken van het advies- en verwijspunt, zodat dergelijke fricties zich niet zullen voordoen. Indien een potentiële klokkenluider wordt meegezogen in een dynamiek, waarover hijzelf geen controle en geen regie heeft omdat de NO een wettelijke onderzoeksplicht heeft, doet dat afbreuk aan de gezaghebbendheid en de vertrouwenwekkendheid van het instituut, aldus de StvdA en de ROP.
De StvdA en ROP zien het advies- en verwijspunt bij voorkeur als een onafhankelijke rechtspersoon, een stichting, ondergebracht bij de SER. De SER is in de publieke opinie onmiskenbaar een gezaghebbend en vertrouwenwekkend instituut. Bovendien ziet klokkenluiden per definitie op arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers. En dat is nu juist de corebusiness van de SER ! Daarbij is ook gewezen op de ruime expertise van de SER met het voeren van een secretariaat op het terrein van de arbeidsverhoudingen en het feit dat in het SER-gebouw ook andere belangrijke organisaties van sociale partners gehuisvest zijn, zoals de StvdA, het Instituut Asbest Slachtoffers en binnenkort de Raad voor Werk en Inkomen. Sociale partners in de private sector gaan er daarmee vanuit dat het advies- en verwijspunt daardoor al direct toegankelijk is voor werknemers en werkgevers uit de private sector.
De StvdA en ROP hebben herhaald betrokken te willen worden bij de oprichting en inrichting van het advies- en verwijspunt en verzoeken om in de klankbordgroep ook een plaats voor hen in te ruimen, mede om ook het benodigde draagvlak bij sociale partners realiseren. Ook willen sociale partners dat het Ministerie van SZW fungeert als eerste aanspreekpunt van het kabinet op het dossier klokkenluiden voor de private sector, omdat voor het klokkenluiden in de private sector afwijkende regels en verhoudingen ten opzichte van die in de publieke sector gelden.
Niet-controversiële onderwerpen
Hoewel de verhoging van de AOW-leeftijd en de toekomstbestendigheid van de aanvullende pensioenen als controversieel zijn aangemerkt, zal minister Donner binnenkort wel zijn visie geven over de zogenaamde pensioenparameters. Deze bepalen met welke toekomstige rendementen pensioenfondsen mogen rekenen. De Tweede Kamer zal dit gewoon in behandeling nemen. Als pessimistische ramingen moeten worden gehanteerd, zoals DNB en het CPB willen, zal dit een enorme premiedruk geven. De MHP is van mening dat hierbij uitgegaan moet worden van realistische ramingen op grond van historische reeksen.
Binnenkort zal Donner ook nog twee wetsvoorstellen naar de Tweede Kamer sturen. Een daarvan gaat over de Wet Melding Collectief Ontslag (WMCO). Het voorstel zal zijn om individuele ontslagen met wederzijds goedvinden, waarvan het aantal binnen een bepaald tijdsbestek de twintig overschrijdt, ook onder te brengen bij de WMCO. Dat wil zeggen dat dit aan betrokken vakbonden moet worden gemeld, zodat die actie kunnen ondernemen. De MHP juicht dit van harte toe, omdat in de praktijk door werkgevers misbruik wordt gemaakt van de huidige regelgeving.
Ook wil Donner – tegen de zin in van de MHP – de verjaringstermijn van vakantiedagen bij wet beperken. Reden hiervoor is dat het Europees Hof een uitspraak heeft gedaan dat de Nederlandse wetgeving strijdig is met Europese wetgeving op het terrein van opbouw van vakantiedagen bij langdurige ziekte van werknemers. Donner wil ervoor zorg dragen dat aanpassing van de wet per saldo geen meerkosten voor werkgevers zal opleveren en heeft al eerder laten weten daarom de vakantiewetgeving voor alle werknemers te willen aanpassen. Nu kan een werknemer volgens de wet de opname van wettelijke vakantiedagen nog vijf jaar uitstellen. Donner wil deze termijn inkorten naar een periode van minder dan een jaar.
Regeling scholingsbonus en Ervaringscertificaat versoepeld
Binnen enkele weken zal minister Donner de subsidieregelingen voor de scholingsbonus en het ervaringscertificaat versoepelen. Om in aanmerking te komen voor een scholingsbonus mag er straks meer tijd liggen tussen de nieuwe en de voorafgaande dienstbetrekking. Op dit moment is de periode nog vier weken; dit wordt drie maanden. De aanvraag van deze subsidie verloopt via de nieuwe werkgever.
De subsidie van een ervaringscertificaat geldt nu alleen voor werknemers, die met ontslag worden bedreigd en geen startkwalificatie hebben. De regeling gaat straks voor alle werknemers gelden die met ontslag worden bedreigd, dus ongeacht het opleidingsniveau. Hiervoor had de MHP al gepleit bij de invoering van deze regeling.
Hans Schenk nieuw kroonlid SER
Hoogleraar Hans Schenk is benoemd tot plaatsvervangend kroonlid van de SER. Schenk is sinds 2002 hoogleraar Economische Wetenschappen aan de Universiteit van Utrecht. Hij is een expert op het terrein van fusies, overnames, regulering en ‘corporate governance’. In 1993 werd hij door de ‘Economist’ verkozen tot internationaal meest gerespecteerde Nederlandse econoom.
Ten behoeve van de tijdelijke parlementaire commissie Onderzoek Financieel Stelsel (Commissie De Wit) doet Schenk onderzoek naar wet- en regelgeving over het toezicht op financiële markten.