Menu

Consultatieronde Commissie Bakker

Eind maart heeft op uitnodiging van de Commissie Bakker een consultatiegesprek plaatsgevonden met de voorzitters van de drie vakcentrales. Namens de MHP heeft Eddy Haket als waarnemend voorzitter dit gesprek bijgewoond. De commissie heeft als opdracht om te kijken welk instrumentarium passend is om ervoor te zorgen dat de participatiegraad van de beroepsbevolking in 2016 op 80% uitkomt.
De MHP heeft een aantal bedenkingen bij deze opdracht van de commissie geplaatst. Ten eerste is het de vraag in hoeverre deze doelstelling reëel te noemen is. De Sociaal Economische Raad (SER) heeft er eerder voor gepleit om een participatiegraad van 80% te bereiken in 2040 en niet al in 2016. Volgens de MHP is dit een doelstelling die wel haalbaar moet zijn, maar de aanscherping van het kabinet lijkt vrijwel onhaalbaar. Ten tweede is de MHP van mening dat de nadruk erg op de kwalitatieve doelstelling ligt, terwijl er vooral ook gekeken moet worden naar de kwaliteit van het arbeidsaanbod. Gezien de tekorten aan hoger opgeleiden, nu en in toenemende mate in de toekomst, zal het gemiddelde opleidingsniveau van de beroepsbevolking één van de belangrijkste doelstellingen moeten zijn, naast een verhoging van de arbeidsparticipatie.
De drie vakcentrales hebben de Commissie Bakker vooral ideeën meegegeven, die al eerder waren opgeschreven in de participatietop, het middellange termijnadvies van de SER, het scholingsmanifest van de RWI en de kennisinvesteringsagenda van het Innovatieplatform. Het is nog onbekend met welke ideeën de Commissie Bakker zal komen en of het ontslagrecht hier wel of niet onderdeel van zal uitmaken. Het is de bedoeling dat ergens in mei wederom een gesprek zal plaatsvinden met de Commissie, waarbij de Commissie inzicht geeft in de voorstellen waaraan gedacht wordt. Begin juni moet de Commissie een rapport uitbrengen aan het kabinet.

Voorjaarsoverleg

Na de nodige discussie vooraf of er wel of niet een Voorjaarsoverleg tussen het bestuur van de Stichting van de Arbeid (StvdA) en het kabinet moet worden gehouden, is nu definitief besloten dat in de namiddag van 23 april a.s. dit overleg zal plaatsvinden. Momenteel wordt de geannoteerde agenda voorbereid, waarvan in ieder geval duidelijk is dat het lastenbeeld en de economische situatie één van de hoofdpunten is.
De verschillende partijen van de StvdA hebben, ieder voor zich, al gepleit voor een lastenverlaging. De MHP is van mening dat de aangekondigde BTW-verhoging van 19% naar 20% niet moet doorgaan in 2009 of op z’n minst vooruitgeschoven dient te worden. Momenteel dreigen we in een loonprijsspiraal terecht te komen, omdat de koopkracht door met name overheidsbeleid fors onder druk is komen te staan. Door de oplopende inflatie blijft er van de brutoloonverhogingen weinig over. Een BTW-verhoging per 1 januari 2009 drijft de inflatie nog verder op en werkt een verantwoorde loonkostenontwikkeling tegen. Verder is het consumentenvertrouwen momenteel negatief. Dit wordt alleen maar negatiever als de BTW-verhoging doorgaat. Dit heeft direct gevolgen voor de consumentenaankopen en indirect voor de werkgelegenheid. De MHP is van mening dat de € 2 miljard die met het niet doorgaan van de BTW-verhoging gemoeid is, niet tot financiële problemen voor de overheidsfinanciën hoeft te leiden. De minister van Financiën heeft vanwege de hogere olieprijs forse meevallers van de aardgasbaten, die de € 2 miljard ruimschoots compenseren.

SER-advisering Globalisering

De voorbereidende commissie van de SER lijkt in de eindfase beland te zijn voor het opstellen van een SER-advies inzake de globalisering. Het is de bedoeling dat in de mei- of juni-vergadering van de SER dit advies wordt vastgesteld. Voor de MHP is vooral van belang dat globalisering niet alleen als een positieve tendens wordt beschreven, maar ook de keerzijde van de medaille wordt benadrukt. Op langere termijn heeft internationalisering en specialisatie het Nederlandse welvaartniveau altijd op een hoger plan gebracht. Op de kortere termijn zijn er echter niet alleen winnaars, maar ook verliezers. Zo verdwijnen in bepaalde sectoren banen of zelfs hele sectoren naar het buitenland. Het is vooral zaak om de individuen die dit effect van globalisering treft, voldoende inkomensbescherming te bieden, niet alleen door betrokkenen een inkomensgarantie te bieden, maar ook door deze mensen te helpen om ander werk te vinden.
Naast de Nederlandse dimensie is het eveneens van belang goed te kijken naar de gevolgen voor vooral ontwikkelingslanden. Internationaal rechtelijke aspecten en maatschappelijk verantwoord ondernemen spelen daarbij een belangrijke rol. In een volgend MHP-bulletin zal meer over de inhoud van het advies verteld kunnen worden.

Internationale aandacht voor plannen Bos om topinkomens aan te pakken

Half maart heeft minister Bos aangekondigd dat het kabinet maatregelen zal nemen tegen de excessieve topinkomens. Een van de maatregelen is dat werkgevers 30% belasting gaan betalen over vertrekvergoedingen van meer dan € 500.000 (bij een jaarsalaris van meer dan € 500.000). Ook worden excessieve pensioenstortingen voor topfunctionarissen zwaarder belast. Voor deze aankondiging bestond ook internationale belangstelling, omdat bijvoorbeeld in Frankrijk en België eenzelfde discussie woedt. Channel One (een internationale omroep) heeft recent bestuurder Eddy Haket hierover geïnterviewd. In dit interview werd de visie van de MHP nog eens herhaald. De MHP is van mening dat topbestuurders een voorbeeldfunctie hebben en daarmee niet uit de pas mogen lopen met loonsverhogingen e.d., zoals die gebruikelijk zijn voor het overige personeel van de onderneming. De beste manier om dit te bewaken is via de Raad van Toezicht. De invloed van werknemers op de Raden van Toezicht zouden verbeterd moeten worden in plaats van allerlei maatregelen te bedenken, die averechts kunnen uitpakken. Hieronder de letterlijke tekst van het interview.

1. Do you think that the law limiting the salaries of companies ceo can really have a real effect ?
No, I don’t. Companies, multinationals, are global players. So they can create new opportunities to escape. For instance by raising the wages/salaries of ceo, raising the expense allowance and by paying in a U-turn (on the payroll of countries where the tax level is much lower). There is also another possible danger. On the long term the government might consider to expand the extra tax to other workers with a normal income.

2. Is there no risk that companies effected by this new law delocalise their headquarters elsewhere in Europe ?
Exactly, you are absolutely right. And that is negative. A great risk for lay offs and a loss of experience and knowledge. There are already rumours that real strategic companies are considering to move their headquarter out of the Netherlands. Think of Dutch companies in the all finance.

3. What kind of measure would you have preferred to prevent CEO such abuse ?
In our view: more direct control and influence of the employees in the supervisory board. Then it is possible to prevent abuse and to stop short term policy of share holder’s value. Without people no profit.

Kinderopvang

Onlangs werd bekend dat de kosten voor kinderopvang snel stijgen sinds de wetswijziging van een aantal jaar geleden. Er is veel meer geld nodig dan was begroot. Minister Bos zou de oplossing willen zoeken in het snijden in de kinderopvangregeling zelf. Officieel is het kabinet nog bezig met een onderzoek naar de oorzaken van de kostenstijging. Pas na dat onderzoek zal het kabinet zich buigen over oplossingen. Het is min of meer een publiek geheim dat veel van de extra uitgaven te maken hebben met het formaliseren van de informele zorg. Een bekend fenomeen is dat vooral grootouders de informele kinderopvang van kleinkinderen op zich nemen. De nieuwe wet biedt de mogelijkheid dat grootouders zich inschrijven bij erkende gastouderorganisaties, teneinde vervolgens de ouders in aanmerking te laten komen voor de kinderopvangtoeslag. De MHP vermoedt dat dit een belangrijke oorzaak kan zijn van de kostenstijging. Eerst zal nagedacht moeten worden of deze formalisering van de informele zorg een gewenste richting is alvorens te bezuinigen op dit voor de arbeidsmarkt belangrijke instrument van kinderopvang. Volgens de MHP moet in ieder geval niet de klok worden teruggedraaid. Sinds korte tijd is de kinderopvangtoeslag ook (gedeeltelijk) van toepassing voor de middeninkomens. Als dit wordt teruggedraaid heeft het een averechts effect op de gewenste verhoging van de arbeidsparticipatie.

Professionele aanpak stimulering arbocatalogi

Reeds in 2007 heeft de MHP het tot stand komen van arbocatalogi van harte gestimuleerd en actief ondersteund. Dit jaar krijgt die stimulering een extra impuls en verbreding binnen de organisaties die deel uitmaken van de vakcentrale. Om een verdere professionalisering te waarborgen heeft De Unie een overeenkomst gesloten met Mede. Zoals bekend heeft de MHP de uitvoering van het project Arbocatalogi gedelegeerd aan De Unie. Mede gaat de adviseurs van de MHP-organisaties trainen in het met succes initiëren en begeleiden van arbocatalogi. De ondersteuning van Mede omvat bovendien het ontwikkelen van een stappenplan en een toolbox. De volgende activiteiten staan op stapel:
• Startconferentie maandag 19 mei
• Training Adviseurs woensdag 4 juni
• Training Begeleiders dinsdag 10 juni

Startconferentie
Om zoveel mogelijk betrokken van de nodige basisinformatie te voorzien wordt maandagmiddag 19 mei een startconferentie gehouden. De startconferentie vindt plaats in Unie-Plaza te Culemborg en is bedoeld voor allen die betrokken zijn bij het stimuleren en realiseren van arbocatalogi. Programma en nadere informatie volgen.

Training Adviseurs
De training Adviseurs wordt woensdagmiddag 4 juni gehouden. De training is er op gericht branches, bedrijven en medezeggenschapsorganen te adviseren en te informeren over de wijze waarop een arbocatalogus kan worden opgezet.

Training Begeleiders
Dinsdag 10 juni volgt de training voor het begeleiden van een traject van een arbocatalogus. De training is gericht op het begeleiden van een projectgroep op branche- of bedrijfsniveau of het scholen en/of begeleiden van de betrokken medezeggenschaporganen.

Instrumenten
Om een professionele aanpak te waarborgen heeft Mede opdracht gekregen een stappenplan te ontwikkelen en een toolbox. De toolbox zal alle relevante documenten bevatten om te komen tot een arbocatalogus. Dat zijn behalve het stappenplan ook documenten als checklisten en voorbeelden van good practices. Het stappenplan bevat alle elementen die samenhangen met het opstellen en implementeren van een arbocatalogus.

Aanmelden
Belangstellenden voor de startconferentie en de trainingen kunnen zich nu al melden via de helpdesk, tel. 0345-851 232 of via ltn-a@unie.nl

Website
Blijf op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen via website www.unie-arbocatalogus.nl.

Gevolgen ontwikkelingen financiële markten voor pensioenfondsen

Het is onvermijdelijk dat ook de Nederlandse pensioenfondsen last hebben van de negatieve ontwikkelingen op de internationale aandelenmarkten en de gedaalde rente. Beide ontwikkelingen leiden tot een daling van de zogenaamde dekkingsgraad die de mate aangeeft waarin een pensioenfonds aan zijn pensioenverplichtingen kan voldoen. Kanttekening hierbij is dat het hier gaat om een momentopname: de dekkingsgraad van een pensioenfonds wijzigt met de dag omdat zowel beleggingen als verplichtingen op marktwaarde moeten worden berekend.
Om tegenvallers op de (aandelen-)beleggingen op te vangen moeten pensioenfondsen vermogensbuffers aanhouden. Gebleken is dat deze buffers bij de meeste fondsen nu hun werk doen. Volgens toezichthouder De Nederlandsche Bank hadden medio februari ‘slechts’ één op de tien pensioenfondsen (circa 70) te weinig buffers. Deze fondsen dienen zich bij de toezichthouder te melden en een herstelplan op te stellen waarin zij aangeven hoe zij weer op een adequaat bufferniveau komen.
Het bovenstaande betekent dat de indexatie van de pensioenen (de aanpassing aan de inflatie) op basis van de actuele vermogenspositie van 90% van de pensioenfondsen niet in gevaar zal komen. Overigens is het nog te vroeg om voorspellingen te doen over de indexatie voor dit jaar. Pensioenfondsbesturen nemen daarover pas een beslissing aan het eind van dit jaar of begin komend jaar. Die beslissing wordt genomen op basis van de financiële positie van het fonds op dat moment.

SER-advies AWBZ

De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) moet de komende vier jaar fors worden verbeterd. Dat adviseert de SER in een ontwerpadvies over de AWBZ, waaraan ook de MHP heeft meegewerkt. Het fors verbeteren van de AWBZ is nodig om de kwaliteit van de zorg te verbeteren, de kosten beheersbaar te maken en het financiële draagvlak te garanderen. Belangrijke uitgangspunten van het advies: er moet een heldere afbakening komen van de AWBZ-aanspraken; de cliënt moet centraal komen te staan en niet de zorgaanbieder; ook in de verdere toekomst moet er een ‘kern-AWBZ’ blijven voor vroeggehandicapten en vergelijkbare groepen.
De AWBZ is een sociale verzekering voor de langdurige zorg voor ouderen en chronisch zieken, gehandicapten en chronisch psychiatrische patiënten in Nederland. Staatssecretaris Bussemaker van VWS vroeg de SER een toekomstperspectief voor de AWBZ op lange termijn te schetsen en dit te vertalen naar maatregelen op de korte en middellange termijn. Zij stelde ook de vraag of op lange termijn de AWBZ-aanspraken kunnen worden overgeheveld naar andere domeinen, zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), zoals andere adviesorganen eerder adviseerden.

AWBZ blijft
In tegenstelling tot veel adviezen van recente datum, uitgebracht door andere adviesorganen, is de SER-werkgroep die het advies heeft voorbereid, van mening dat de AWBZ niet moet worden afgeschaft. Ook heeft de werkgroep er niet voor gekozen om een blauwdruk te geven van de verre toekomst van deze wet. In plaats daarvan wordt een proces geschetst, dat ertoe moet leiden dat de AWBZ beter gaat functioneren en financieel beheersbaarder wordt. Afslankingen van het pakket horen daarbij, evenals veranderingen in de organisatorische vormgeving van de wet.

Fiscalisering AWBZ
Het advies pleit voor een fiscalisering van de AWBZ, dat wil zeggen een volledige financiering van de AWBZ uit de algemene middelen. Een dergelijke fiscalisering heeft geen inkomensgevolgen, omdat de AWBZ-premie, die nu wordt geheven over de eerste en tweede belastingschijf, één op één wordt omgezet in het belastingtarief. Ook AOW-gerechtigden betalen momenteel de AWBZ-premie. Wel wordt de betaalbaarheid van de AWBZ op deze wijze beter gegarandeerd, omdat de huidige premieopbrengsten worden uitgehold door heffingskortingen. Bovendien ligt het draagvlakprincipe bij de AWBZ meer voor de hand omdat het gaat om de financiering van onverzekerbare risico’s. Om deze redenen kan de MHP leven met de fiscalisering van de AWBZ. Fiscalisering van de AOW – overigens geheel niet aan de orde in dit advies – blijft de MHP echter stevig afwijzen, omdat dat grote negatieve inkomensgevolgen voor AOW-gerechtigden met zich meebrengt.

Toespitsen op langdurige zorg
De SER wil dat het AWBZ-pakket beter wordt afgebakend. De AWBZ moet zich daadwerkelijk richten op de langdurige zorg. Daartoe moet de op herstel gerichte zorg worden overgeheveld naar de Zvw. Het gaat hierbij om tijdelijke zorg die bijvoorbeeld samenhangt met herstel na een ziekenhuisopname. Zo kunnen curatieve zorg en nazorg beter op elkaar worden afgestemd. Daarnaast moet de ‘sociale hulp- en dienstverlening’ uit de AWBZ worden gehaald en overgeheveld naar de Wmo. Het gaat hierbij om die onderdelen van de ondersteunende en activerende begeleiding, die gericht zijn op deelname aan het maatschappelijke verkeer, maar niet om dagbesteding en begeleid wonen. Onderdeel van het advies is ook dat de Wmo verbeterd moet worden, wil deze overheveling mogelijk zijn. In elk geval moet in een later stadium duidelijker worden vastgelegd in de wet waartoe de gemeenten nu precies verplicht zijn; verder moeten de aanbestedingsprocedures sterk verbeterd worden, waarbij ook meer eisen moeten worden gesteld aan de kwaliteit van de zorg. Het bestaande maximum aan eigen bijdragen, te betalen voor Wmo en AWBZ gezamenlijk, verandert niet. Verder moeten de AWBZ-voorzieningen beter worden afgebakend ten opzichte van de jeugdzorg en van de onderwijs- en arbeidsmarktvoorzieningen voor mensen met een beperking. Ook pleit de SER ervoor om verdere stappen te nemen in het scheiden van wonen en zorg, waardoor de voorzieningen en kosten die samenhangen met ‘wonen’, niet meer ten laste van de AWBZ komen. De indicatiestelling moet verder verbeterd worden en als ‘poortwachter’ voor de AWBZ objectief, onafhankelijk en eenduidig het recht op zorg vaststellen. Van groot belang is dat er een glasheldere AWBZ-polis komt, waarin de aanspraken van de verzekerde duidelijk zijn beschreven.
Ook pleit de SER – mede op aandringen van de MHP – voor een handhaving van een objectieve en onafhankelijke indicatiestelling, hetgeen onder andere de toegang tot de AWBZ-zorg moet garanderen. Het is dus uitdrukkelijk niet de bedoeling dat hier commerciële belangen (bijvoorbeeld van verzekeraars) een rol in gaan spelen.

De cliënt centraal
De vraag van de cliënt moet veel meer centraal staan bij de uitvoering van de AWBZ. Daarvoor is een omslag nodig in de manier van bekostiging van zorgaanbieders. In plaats van instellings-budgettering moet er een persoonsvolgend budget komen. Zorgaanbieders krijgen zo niet langer een budget vooraf, maar worden bekostigd op basis van de daadwerkelijk geleverde zorg.
Ook moet worden gewerkt aan de ontwikkeling en invoering van zorgpakketten naar zorgzwaarte. Binnen het geïndiceerde zorgpakket kunnen zorgaanbieders en cliënten afspraken maken over zorg op maat. Aan de zorgpakketten moeten realistische normbedragen worden verbonden zodra daarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn. Volgens de SER komt de cliënt in de uitvoering zo meer centraal te staan. Ook draagt vraagsturing bij aan meer innovatie, diversiteit en maatwerk in het zorgaanbod.
De veranderingen moeten ertoe leiden dat zorgverzekeraars uiterlijk in 2012 de uitvoering van de AWBZ voor hun eigen verzekerden op zich kunnen nemen. De SER verwacht dat er meer zorginhoudelijke samenhang en doelmatigheidswinst kunnen worden bereikt als de uitvoering van de AWBZ en Zvw in één hand wordt gelegd. Dit geldt naar verwachting vooral voor de ouderenzorg en de zorg voor chronisch zieken. Bovendien kunnen deze cliënten dan terecht bij één loket.
Zorg in natura moet volgens de werkgroep de standaardoptie blijven, maar cliënten die dat willen, moeten zelf zorg kunnen inkopen door middel van een persoonsgebonden budget (pgb). De SER gaat in op de verbreding en versterking van de positie en de toepassing van het pgb. Zo stelt ze voor dat het recht op pgb’s wettelijk verankerd wordt in plaats van de huidige subsidieregeling.
Verder benadrukt de SER opnieuw de cruciale betekenis van de aanpak van dreigende personeelstekorten in de zorgsector. Daarover heeft de SER ook in 2006 al advies uitgebracht.

Opties voor de lange termijn
Op basis van praktijkervaring met de ‘AWBZ-nieuwe stijl’, de Zvw en de Wmo kan onder ogen worden gezien welke veranderingen op langere termijn wenselijk zijn. Daarbij gaat de SER ervan uit dat de AWBZ als volksverzekering voor de langdurige zorg in elk geval gehandhaafd blijft voor vroeggehandicapten en cliënten die in een vergelijkbare positie verkeren. Dat zijn voor een groot deel verstandelijk gehandicapten. De SER noemt een aantal opties voor de zorg voor ouderen en chronisch zieken, zoals voortzetting van de uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars voor hun eigen verzekerden, een afzonderlijke careverzekering of overheveling van (onderdelen van) de zorg voor deze cliëntgroepen naar de Zvw. De SER vindt het nog te vroeg voor een finale beoordeling daarvan. De werkgroep dringt erop aan dat de SER hierover op een later moment kan adviseren.

Procedure
Het ontwerpadvies is voorbereid door een SER-werkgroep onder voorzitterschap van Margo Vliegenthart, kroonlid van de SER. Van de zijde van de MHP hebben Winfried Treu en Paul van Kruining hieraan deelgenomen. Het wordt op dit moment besproken in de achterbannen van de organisaties die in de SER zitten. Op grote lijnen denkt de MHP positief over het advies. Het advies zal worden vastgesteld in de openbare SER-Raadsvergadering van vrijdag 18 april.

Bonus voor doorwerkende 65-plussers

Minister Donner heeft afgelopen week bekend gemaakt een bonus aan 65-plussers te willen geven, die door willen werken. De MHP vindt het positief dat mensen door willen werken na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, mits op vrijwillige basis. Maar een extra financiële stimulans wijst de vakcentrale van de hand. 65-Plussers zijn nu al goedkoper voor werkgevers dan 65-minners en bovendien houden ze bij een zelfde brutoloon meer netto over (ze betalen geen AOW-premie en geen premies voor de werknemersverzekeringen). Werkgevers hoeven ook geen werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidspremies meer te betalen en – afhankelijk van de pensioenregeling – soms ook geen pensioenpremies. Blokkades om door te werken na 65 jaar zijn er nauwelijks, of de werkgever moet het niet willen. Financieel is het echter voor beide partijen nu al aantrekkelijk. Daarbovenop nog een bonus zetten acht de MHP ongewenst, omdat dit kan leiden tot een verdringing van oudere werknemers die de leeftijd van 65 jaar nog niet bereikt hebben. Het wordt voor de werkgever daardoor alleen maar aantrekkelijker om bijvoorbeeld een werknemer van 60 jaar te ontslaan om vervolgens een 65-plusser in dienst te nemen.

MHP Congres 2008

“HogerOp in verscheidenheid”

De MHP organiseert 5 juni in het SER-gebouw te Den Haag haar Congres 2008, dat als titel draagt ‘HogerOp in verscheidenheid’. Centraal staat de positie van multicultureel, hoger opgeleid talent op de arbeidsmarkt. Een actueel thema in het Europees Jaar van de Interculturele dialoog, maar specifiek ingevuld vanuit de eigen MHP-invalshoek en haar positie in het debat over participatie en arbeidsmarkt. Wij zijn dan ook verheugd dat staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ahmed Aboutaleb en SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan bereid zijn gevonden hun visie te geven op het MHP-congres 2008.

Na het middaguur wordt gestart met inleidingen over de arbeidsmarkt, innovatie en multicultureel talent. Staatssecretaris Aboutaleb zal daarover de spits afbijten, gevolgd door een inleiding door Pieter Jan Biesheuvel, de nieuwe voorzitter van de RWI.

Belangrijk bestanddeel is vervolgens een forumdiscussie, waarin inzichten en praktijkervaringen uitgewisseld kunnen worden. Ook de zaal komt daarbij aan bod. De forumdeelnemers zijn direct betrokkenen uit het MHP-netwerk van multicultureel, hoger opgeleid talent en zij spreken uit hun eigen ervaring als manager, onderzoeker of student.

Na de forumdiscussie zal SER-voorzitter Rinnooy Kan inhaken op het samengaan van multicultureel talent, kennis en innovatie. De SER-voorzitter geeft daarmee gelijk een voorzet voor het slotdeel van het congres. Daarin kijkt de MHP ook naar zichzelf en vraagt zich af wat zij als vakcentrale voor middengroepen en hoger personeel kan doen voor multicultureel hoger opgeleid talent.

In de volgende editie van het bulletin vindt u informatie over aanmelding e.d.

Laatste nieuws

Hoe staat het met de leercultuur in uw organisatie?

24 juli 2024

Hoe staat het met de leercultuur in uw organisatie?

VCP: bezuiniging 22% op ambtenaren niet realistisch, onverantwoord en ondoordacht

23 juli 2024

VCP: bezuiniging 22% op ambtenaren niet realistisch, onverantwoord en ondoordacht

Logo VCP YP

11 juli 2024

VCP YP: Uitnodiging bijeenkomst Prinsjesdag

Meer nieuws