8 april 2009
Inhoud:
• MHP bestaat 35 jaar
• Voorzitterwisselingen aangesloten organisaties
• Nadere uitwerking sociaal akkoord
• Regeling deeltijd WW
• Zoveelste uitstel hoofdlijnendebat limitering ontslagvergoeding
• Advies over klokkenluiders
• MHP voorstander van integraal gezondheidsbeleid !
• Nota overgewicht
• Mobiliteitscentra ook voor hoger opgeleident
• StvdA: niet alleen aandacht voor scholing van lageropgeleiden
Op 10 april 2009 bestaat de Vakcentrale MHP 35 jaar. Reden voor een terugblik.
Beginjaren
In 1972 verschenen onder andere van het NVV en de NKV arbeidsvoorwaardennota’s waarbij de inzet was dat de CAO’s moesten worden uitgebreid tot alle werknemers en de prijscompensatie voortaan in centen in plaats van procenten moest worden gegeven. De nivellering van de inkomens in die tijd was voor de Nederlandse Centrale van Hoger Personeel (NCHP) reden om op 20 februari 1973 protestvergaderingen te organiseren, die druk bezocht werden. Deze actie sloeg aan; nieuwe HP-verenigingen werden opgericht en de ledengroei was aanzienlijk. Eind 1973 werd door de NCHP en de Centrale van Hogere Functionarissen bij Overheid en Onderwijs (CHA) de Centrale Federatie van Hogere Functionarissen (CFHF) opgericht om gezamenlijk beleid te coördineren.
Raad MHP opgericht
Op 10 april 1974 werd o.a. door deze organisaties de Raad van Overleg voor Middelbaar en Hoger Personeel (Raad MHP) opgericht. Deze Raad was gehuisvest in Utrecht met drs. Henk van der Schalie als eerste voorzitter. Kort na de oprichting sloten ook andere verenigingen, waaronder de Unie BLHP, zich aan bij de Raad MHP. Voor de erkenning als representatieve centrale organisatie was deze bundeling van groot belang.
SER-zetel
Weliswaar was duidelijk geworden dat de belangenbehartiging van het middelbaar en hoger personeel specifieke eisen stelde, waaraan de grote vakcentrales moeilijk konden voldoen omdat het overgrote deel van hun leden tot handarbeiders en lager betaalden behoorden. Toch waren die centrales niet van zins om zonder meer die specifieke belangenbehartiging dan maar aan een in hun ogen elitaire club als de MHP over te laten. Ondanks hevig tegenstribbelen van de gevestigde centrales kreeg de MHP in 1976 voor het eerst een zetel in de Sociaal- Economische Raad (SER). Vanaf 1977 mocht de MHP op informele basis aan een aantal activiteiten van de Stichting van de Arbeid deelnemen maar het duurde tot 1980 voordat de MHP ook officieel lid werd. In 1982 was de MHP dan ook betrokken bij het beroemde akkoord van Wassenaar.
In 1984 werd de MHP ook toegelaten tot de Bankraad van De Nederlandsche Bank en het Dagelijks Bestuur van de SER. In oktober 1980 wijzigde de Raad van Overleg voor Middelbaar en Hoger Personeel haar naam in de Vakcentrale voor Middelbaar en Hoger Personeel MHP. Binnen de MHP vonden een aantal fusies en opheffingen plaats. De NCHP werd Vereniging voor middelbaar en hoger personeel (VHP), de CHA werd Centrale voor Middelbare en Hogere functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF) en de Unie BLHP werd De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening. In de loop der tijd waren De Unie, de VHP en de MHP naast elkaar gehuisvest in Houten.
Eigen issues en voortrekkersrol
De MHP haalde wellicht de fraaiste buit pas elf jaar na het Akkoord van Wassenaar binnen. In de StvdA kwam het akkoord ‘Een nieuwe koers’ tot stand. Opnieuw waren rendementsherstel en het bestrijden van werkloosheid hoofdthema’s, maar daarnaast waren ‘maatwerk’ en ‘diversiteit’ sleutelwoorden. Het was een grote stap op het pad van verdere decentralisatie van het arbeidsvoorwaardenoverleg, dat leidde tot zaken als de CAO à la carte; een begrip dat voor het eerst is geïntroduceerd door de NCHP. Ook op andere issues heeft de MHP een voortrekkersrol gehad, zoals bij telewerken. De MHP is begin jaren ’90 medeoprichter geweest van het Platform Telewerken Nederland, met als doel de mogelijkheden en de meerwaarde beter onder de aandacht te brengen van bedrijven en werknemers. De gevestigde orde was destijds zeer terughoudend om dit te agenderen (werknemers zouden hun rechten verspelen en bedrijven zouden hun grip op hun medewerkers verliezen). Inmiddels staat telewerken bij veel bedrijven hoog op de agenda.
Wijzigingen binnen MHP
Vanaf 1983 waren achtereenvolgens Louis Laurier, Jos Werkhoven, Gerard van Dalen en Ad Verhoeven voorzitter. Vanaf 1997 kunnen verenigingen direct lid worden van de MHP. De Beroepsvereniging voor Banken en Verzekeringen (BBV) maakte hiervan gebruik. De Unie vormde eind 1998 met enkele verenigingen de Unie van Onafhankelijke Vakverenigingen (UOV), aangesloten bij de MHP. In 1999 sloot ook de VNV (Vereniging van Nederlandse verkeersvliegers) zich bij de MHP aan. In 2000 zijn de individuele VHP-leden overgegaan naar De Unie en de meeste VHP-verenigingen hebben zich aangesloten bij de UOV. In 2000 werd de MHP omgedoopt in Unie mhp en in 2003 weer in MHP, vakcentrale voor middengroepen en hoger personeel. De vakcentrale is met ingang van 2003 gehuisvest in UniePlaza te Culemborg.
Samenwerking maar wel eigen positie
De MHP heeft een volwaardige, eigen positie in de polder, die ook door de collega-vakcentrales wordt erkend en gerespecteerd. En wanneer de belangenbehartiging voor werknemers daarom vraagt, wordt ook gezamenlijk opgetreden, zoals bij de WAO-acties in 1991 en tijdens de manifestatie ‘Nederland verdient beter’ op het Museumplein te Amsterdam in 2004. Bovendien is de MHP ook internationaal actief in het Europees Verbond van Vakverenigingen en in Eurocadres, de Europese koepelorganisatie van kaderpersoneel.
Toekomst
De MHP, vanaf 2008 onder voorzitterschap van mr. Richard Steenborg, staat voor eigentijdse belangenbehartiging van kenniswerkers, die in de moderne, veranderende maatschappij moeten functioneren. De MHP zal de komende jaren in organisatorische zin anders worden vormgegeven en de banden met de aangesloten organisaties zullen worden versterkt. Zoals het er nu naar uitziet, zal de MHP op korte termijn nieuwe organisaties mogen verwelkomen, zodat de MHP na jaren van stabiliteit in ledenaantal, weer zal groeien. De kwaliteit blijft echter voorop staan, met accenten op kenniswerkers, middengroepen en hoger gekwalificeerd personeel.
Voorzitterwisselingen bij aangesloten organisaties
De bestuursraad van vakbond De Unie heeft Noëlle Haitsma (46 jaar) donderdag 26 maart jl. voor een termijn van zes jaar als nieuwe voorzitter benoemd. Zij is de opvolger van Jacques Teuwen, die op het Uniecongres van 17 april statutair het voorzitterschap zal neerleggen. Noëlle Haitsma heeft de nodige bestuurlijke ervaring. Zo heeft zij in de afgelopen jaren leiding gegeven aan verandering en vernieuwing in de kinderopvangbranche.
Ook bij de VNV zal er in april een nieuwe voorzitter komen. Evert van Zwol (40 jaar) zal per 1 mei aantreden als nieuwe president. Hij volgt René de Groot op, die vier jaar lang leiding heeft gegeven aan de VNV. Evert van Zwol is geen onbekende voor de MHP. Hij was als vice-president in de periode 2001-2005 plaatsvervanger in het Algemeen Bestuur van de MHP.
De MHP feliciteert Noëlle Haitsma en Evert van Zwol met hun benoemingen en heeft alle vertrouwen in een vruchtbare samenwerking. Hun voorgangers, die jarenlang deel hebben uitgemaakt van het Algemeen Bestuur, wenst de MHP veel succes toe met hun vervolgcarrières.
De komende weken zullen er diverse afspraken met het kabinet (neergelegd in het sociaal akkoord) nog moeten worden uitgewerkt. Daarbij valt onder andere te denken aan:
– de deeltijd-WW;
– het optuigen van de mobiliteitscentra, zodat die ook hoger gekwalificeerd personeel terzijde kunnen staan;
– het omzetten in regelgeving dat mag worden afgeweken van het afspiegelingsbeginsel, mits de werkgever en de betrokken bonden daarmee instemmen;
– het intersectoraal inzetten van O&O-fondsen;
– het vereenvoudigen van procedures rondom de aanvraag van ESF-gelden;
– met werkgevers nader uitwerken van afspraken over de bestrijding van jeugdwerkloosheid en het creëren van stageplekken;
– opstellen van een SER-adviesaanvraag over het kabinetvoornemen om de AOW-leeftijd te verhogen van 65 naar 67 jaar.
De MHP is hierbij direct betrokken en zal u onder andere via deze nieuwsbrief hierover in de komende tijd regelmatig informeren.
Eén van de resultaten van het sociaal akkoord is dat de Regeling werktijdverkorting een opvolger heeft gekregen onder de naam Regeling deeltijd-WW. Nieuwe aanvragen voor de werktijdverkorting in verband met de economische crisis zijn sinds 21 maart jl. niet meer mogelijk. Doel van de tijdelijke Regeling deeltijd-WW is het behoud van vakkrachten. De regeling is gepubliceerd in de Staatscourant en geldt vanaf 1 april 2009.
Werkgevers kunnen door deze regeling werknemers behouden, die ze door de economische crisis anders zouden moeten ontslaan. De regeling is bedoeld voor bedrijven die voldoende gezond zijn om door de crisis heen te komen, ondanks de daling aan omzet en orders. Veel bedrijven voorzien dat ze gespecialiseerde vakkrachten weer hard nodig zullen hebben in de toekomst, als de vraag aantrekt.
De werknemers blijven gedurende de deeltijd-WW in dienst bij de werkgever. De werknemers hoeven tijdens de deeltijd-WW niet te solliciteren of een re-integratietraject te volgen. Wel verbruiken werknemers gedurende de deeltijd-WW periode opgebouwde WW-rechten. Werkgevers (met meer dan 20 werknemers) kunnen alleen deeltijd-WW aanvragen als de betrokken vakbonden hiermee instemmen. Voor nadere informatie over de regeling zie www.minszw.nl en www.stvda.nl.
Zoveelste uitstel hoofdlijnendebat limitering ontslagvergoeding
Over het wetsontwerp limitering ontslagvergoeding is nog steeds geen hoofdlijnendebat gehouden in de Tweede Kamer. Een hoofdlijnendebat is een plenair debat in de Kamer, dat gebruikelijk aan behandeling in de commissie voorafgaat.
De SP (lees: Paul Ulenbelt) was het uitstel zat en vroeg een interpellatiedebat aan dat op 19 maart jl. plaatsvond in plaats van het op die dag geplande hoofdlijnendebat. Ulenbelt wilde weten wat er nu precies is afgesproken in het Najaarsoverleg. In dat overleg heeft de MHP zich volledig gedistantieerd van de ontslagdeal en van aftopping van de ontslagvergoeding.
In de interpellatie kozen CDA en PvdA ervoor niet het woord te voeren en was dus met name de oppositie aan zet. De kritiek was niet mals, termen als ‘prutswerk’, ‘broddelwerk’ en ‘rijp voor het ronde archief’ vielen. Het negatieve advies van de Raad van State werd regelmatig geciteerd.
Minister Donner heeft toegezegd opnieuw met de sociale partners te overleggen. Dat heeft te maken met de switch in het wetsontwerp. Bij het Najaarsoverleg werd gezegd dat de onderhandelingsvrijheid tussen werkgever en werknemer niet zou worden aangetast maar minister Hirsch Ballin greep in en stelde voor dat de kantonrechter altijd de ontslagvergoeding moet maximeren, wat partijen ook hebben afgesproken. Of de onderhandelingsvrijheid terugkeert of niet, de MHP blijft van mening dat dit een heel slecht wetsontwerp is. Onrechtvaardig en niet passend in het systeem van de wet en de rechtspraktijk. Als onderhandelingsvrijheid toch weer zou terugkeren, dan blijft aftopping geen instrument dat leidt tot meer participatie op de arbeidsmarkt.
De motie van Ulenbelt, die opriep tot intrekking van het wetsontwerp, heeft zoals verwacht helaas geen meerderheid gehaald. Het voor 26 maart geplande hoofdlijnendebat is opnieuw uitgesteld omdat de Kamer eerst wil afwachten wat het overleg tussen Donner en de sociale partners zal opleveren. Geldt hier het adagium ”Van uitstel komt afstel” ?
De StvdA – waarvan de MHP deel uitmaakt – heeft de ministers Ter Horst en Donner positief geadviseerd over het instellen van een landelijk advies- en verwijspunt voor klokkenluiders. De StvdA denkt aan de volgende taken voor dit landelijk advies- en verwijspunt klokkenluiden:
• het bieden van een luisterend oor;
• het aanbieden van informatie en/of advies aan potentiële klokkenluiders zodat zij de juiste procedure volgen voor het melden van misstanden; de modelprocedure van de Stichting dient hierbij uitgangspunt te zijn;
• het desgewenst verwijzen naar de juiste instantie;
• het zicht houden op het proces waarbij de potentiële klokkenluider steeds degene is, die het initiatief neemt voor voortzetting van het contact;
• het opbouwen en bundelen van expertise en het geven van algemene voorlichting op het gebied van klokkenluiden aan werkgevers en werknemers.
Er wordt geen taak gezien in het actief onderzoeken van misstanden voor dit advies- en verwijspunt. Daarvoor zijn voldoende organen actief, zoals de Arbeidsinspectie, Milieudiensten en het OM. Mocht het kabinet het advies om tot een landelijk advies- en verwijspunt klokkenluiden te komen, overnemen dan wil de StvdA graag betrokken worden bij de verdere vormgeving.
Onderwerpen die dan aan de orde dienen te komen, zijn onder andere:
Het gaat hier om een advies voor de marktsector dat in lijn is met eerdere adviezen in SER- en Stichtingsverband.
De Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP), die adviseert voor sector overheid, deelt de opvatting van de StvdA over een algemeen advies- en verwijspunt, maar voegt er voor de overheidssector een Centraal Meldpunt Integriteitsschendingen Overheid aan toe. Dit omdat er binnen de overheid in tegenstelling tot de marktsector al sprake is van organen die wel over onderzoeksbevoegdheden beschikken. Dan gaat het over de Commissie Integriteit Overheid (CIO) en over de Commissie Klokkenluiders Gemeentelijke Overheid (CKGO). De ROP wil naast het opzetten van een algemeen advies- en verwijspunt voor private en publieke sector een orgaan behouden, dat beschikt over onderzoeksbevoegdheden.
MHP voorstander van integraal gezondheidsbeleid
De MHP vindt de gezondheidsbevordering van werknemers van het grootste belang. Zowel voor de individuele werknemer zelf als voor het brede sociaal-economisch belang. Gezonde mensen hebben een grote kans op een lang leven in relatief goede gezondheid en daardoor zal hun deelname aan het arbeidsproces ook groter respectievelijk langduriger worden. En wie wil nu niet ouder worden in goede gezondheid ?
Hierover gaat het ontwerpadvies over Preventie en Gezondheid dat de SER in zijn openbare vergadering van vrijdag 17 april zal vaststellen. Deze ad hoc commissie stond onder voorzitterschap van kroonlid Robin Linschoten en is een reactie op een adviesaanvraag van het kabinet van najaar 2008.
Uitgangspunt voor de MHP is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het preventiebeleid binnen arbeidsorganisaties. Dat gebeurt vooral door het voeren van een goed arbo-, verzuim- en re-integratiebeleid.
Het ontwerpadvies geeft het belang aan dat arbeidsorganisaties ook initiatieven nemen voor beleid gericht op gezondheidsbevordering, waaronder leefstijlbeleid, dat in de regel een zaak van vrijwilligheid is.
Voor een goed arbo-beleid, verzuim- en re-integratiebeleid is het nodig dat alle betrokkenen (werkgever, werknemer, bedrijfsarts en zorgverlener) nauw met elkaar samenwerken. De MHP is van mening, dat het goed is dat bij de behandeling en begeleiding van werknemers met (dreigende) gezondheidsproblemen de betrokken partijen structureel met elkaar in overleg zijn, zodat een integrale aanpak van gezondheidsproblemen mogelijk is.
Natuurlijk wordt in het ontwerpadvies speciale aandacht geschonken aan werknemers in zware beroepen. Voor wie het beroep te zwaar dreigt te worden, moet het mogelijk worden over te stappen naar een minder zware functie binnen de eigen sector of daarbuiten.
In het ontwerpadvies worden geen prikkels gegeven voor verdere wet- en regelgeving. Initiatieven voor preventiebeleid ontstaan al vanzelf binnen de ondernemingen. Bedrijven en organisaties kunnen daarbij veel van elkaar leren.
Overgewicht raakt de volksgezondheid, zowel in Nederland als op wereldschaal. De maatschappelijke gevolgen liggen in de sfeer van verminderde productiviteit, uitval en verzuim. Het kabinet wil daarom een integrale aanpak die de inzet van veel instanties vraagt om deze ontwikkeling te keren. Dit staat in de nota Overgewicht van minister Klink van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin en staatssecretaris Bussemaker van VWS, waarmee de ministerraad heeft ingestemd.
Mensen zijn en blijven wel zélf verantwoordelijk voor hun leefstijl. Voor de MHP is dit een belangrijk uitgangspunt ! De MHP is van mening dat vrijheid in het maken van keuzes voor de burgers en dus ook van de werknemers van groot belang is. Men kiest zelf zijn voedings- en bewegingspatroon. Het kabinet vindt ook dat het respect voor deze vrijheid voorop staat. Het is belangrijk mensen zodanig te informeren dat zij in staat zijn een goede keus te kunnen maken. De markt maakt deze gezonde keuze gemakkelijker door betrouwbare etiketten en logo’s op producten te zetten.
Dat overgewicht een groeiend probleem vormt, blijkt uit het feit dat één op de zeven kinderen tussen de twee en de zes jaar last heeft van overgewicht. Het aantal kinderen met zeer ernstig overgewicht neemt onrustbarend snel toe. Twee procent van de jaarlijkse zorguitgaven van de overheid wordt besteed aan overgewicht. Er ontstaan grote productiviteitsverliezen ten gevolge van ziekteverzuim en vervroegde uittreding; zo’n 2 miljard per jaar. En dit in een tijd dat we discussiëren over het ophogen van de AOW-leeftijd !
Overgewicht leidt vaak na verloop van tijd tot obesitas, een chronische ziekte waar patiënten bijna niet meer vanaf komen. Preventie van (verdere) gewichtstoename is eigenlijk de enige remedie. Voor effectieve preventie is een integrale aanpak op lokaal niveau nodig. De MHP geeft daarom graag gehoor aan het beroep wat het kabinet doet op diverse maatschappelijke partners, zoals artsen, vakcentrales, werkgevers en schoolbesturen, om een bijdrage te leveren aan het tegengaan van overgewicht. Deze samenwerking zal door het kabinet gestimuleerd blijven worden, waarbij het bevorderen van een gezonde leefstijl centraal staat.
De MHP is echter wel van mening dat in de voorlichting ook aandacht moet bestaan voor het volgende. Het moet niet leiden tot stigmatisering van mensen die last hebben van overgewicht. Overgewicht hoeft niet altijd door een bepaald leefpatroon te ontstaan. Het kan ook te maken hebben met een bepaalde (aangeboren) aandoening, waarop mensen minder invloed hebben.
Mobiliteitscentra ook voor hoger opgeleiden
Per 1 maart is er een landelijk dekkend netwerk van mobiliteitscentra, gekoppeld aan bepaalde vestigingen van het Werkbedrijf van het UWV (voorheen CWI). Doel is om met ontslag bedreigde werknemers zo snel mogelijk naar ander werk te begeleiden. Belangrijkste taak van de mobiliteitscentra is alle regionale publieke en private partijen zoals uitzendbureaus en ondernemingen bij elkaar te brengen en ervoor te zorgen dat er een intensieve samenwerking ontstaat. Onduidelijk is of de aanpak van (potentiële) werkloosheid via mobiliteitscentra ook goede oplossingen biedt voor hoger opgeleiden. Het Werkbedrijf acht een specifieke aanpak, gericht op hoger opgeleiden (onderscheid mbo+-niveau en daarboven) binnen de mobiliteitscentra-aanpak denkbaar, vergelijkbaar met de aanpak in het kader van het vacatureoffensief voor 45+.
In het sociaal akkoord van 24 maart jl. is op aandrang van de MHP afgesproken dat de mobiliteitscentra voorzien zullen worden van professionele ondersteuning, zodat ook hoger gekwalificeerd personeel een beroep kan doen op de dienstverlening van de mobiliteitscentra.
StvdA: niet alleen aandacht voor scholing van lageropgeleiden
In het Najaarsakkoord van 2008 is afgesproken dat de StvdA zich zou buigen over een drietal onderwerpen, waaronder de bevordering van de rol van scholing bij de inzetbaarheid van werknemers. Een werkgroep heeft zich de afgelopen maanden met dit onderwerp beziggehouden en heeft nu een – nog niet gepubliceerd – rapport afgerond. In dit rapport is, tot tevredenheid van de MHP, ook veel aandacht voor de inzetbaarheid en scholing van middelbaar en hoger opgeleiden.
Behalve initiële scholing is opscholing van lager- en middelbaar opgeleiden tot hoger opgeleiden vanuit het perspectief van de ontwikkeling van Nederland tot een kenniseconomie van groot belang. Daarmee kan het aantal vacatures voor hoger opgeleiden worden teruggebracht, hetgeen ook uitstralingseffecten heeft op de onderkant van de arbeidsmarkt.
In de praktijk blijkt de weerstand tegen scholing overigens vooral voor te komen onder lager opgeleiden. Voor hoger opgeleiden is die drempel blijkbaar lager. Hoger opgeleiden hebben vaker de wens om zich verder te ontwikkelen.
De StvdA zal waarschijnlijk binnenkort het rapport uitbrengen. Hier alvast een aantal punten uit dit rapport: