3 maart 2020
Bijna een half jaar is erover onderhandeld, maar nu ligt het er: het voorstel van de Stichting van de Arbeid dat zelfstandigen verzekert tegen inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid. VCP-beleidsmedewerker Sacha Heemskerk was intensief betrokken bij het opstellen van het voorstel, dat een uitvloeisel is van het vorig jaar gesloten Pensioenakkoord.
Voor werknemers die bij een bedrijf of organisatie in dienst zijn, is een arbeidsongeschiktheidsverzekering een standaard arbeidsvoorwaarde. Bij zelfstandigen is dat niet het geval: terwijl hun aantal toeneemt, is sprake van een afname van het aantal mensen dat zich tegen inkomensverlies verzekert. Geen gezonde situatie, roept de VCP al jaren. Het is niet goed voor de zelfstandige zelf, die nergens op kan terugvallen, behalve op bijstand (en zelfs dat is onzeker, wanneer hij bijvoorbeeld samenwoont). En het is niet goed voor de arbeidsmarkt, zegt Sacha Heemskerk, die de afgelopen maanden met de andere sociale partners aan tafel zat om te komen tot een oplossing.
Die oplossing ligt er nu, in de vorm van een voorstel dat de titel ‘Keuze in zekerheid’ heeft meegekregen. Die titel is heel bewust gekozen, zegt Heemskerk. Zelfstandigen kunnen binnen de verzekering keuzes maken die passen bij hun eigen risicoprofiel. De kern is dat er voor iedere zelfstandige die onverhoopt uitvalt een vangnet is. Want de gevolgen van niet verzekeren kunnen verstrekkend zijn. “Iemand van 32 en met een inkomen van zeg 25.000 euro netto loopt tot aan het pensioen zo’n 560.000 mis. Dat komt per maand neer op ongeveer 1000 euro. Een verzekering kan deze gemiste inkomsten deels opvangen.”
Volgens Heemskerk zijn de gevolgen vooral groot als iemand blijvend arbeidsongeschikt raakt. “De kans daarop is niet groot, maar als het gebeurt, is het leed niet te overzien. Je hele leven ligt overhoop en de kosten blijven hetzelfde, denk alleen al aan de kosten voor huisvesting en je dagelijkse boodschappen. Uit onderzoek blijkt dat mensen de gevolgen van inkomensverlies door arbeidsongeschiktheid onderschatten. Steeds minder zelfstandigen zijn ertegen verzekerd, nog geen een op de vijf. Maatschappelijk is het niet wenselijk als daar niets aan gebeurt.”
Volgens Heemskerk was de grote opgave om een balans te vinden tussen enerzijds het betaalbaar houden van de verzekering en het bieden van voldoende zekerheid voor de verzekerde zelf. Nu zien veel mensen vaak af van een verzekering vanwege de hoge kosten. Een belangrijk deel van de oplossing ligt in de keuzevrijheid die zelfstandigen krijgen. Ze bepalen zelf hoe lang de periode is die ze zelf moeten overbruggen voordat ze een beroep kunnen doen op de verzekering. De standaardkeuze is een jaar, maar het kan ook een half jaar of twee jaar zijn. Belangrijk is verder dat de verzekering gaat gelden voor een grote groep zelfstandigen, zonder dat iemand wordt uitgesloten op de kans op bijvoorbeeld beroepsziekte: hoe meer mensen meedoen, hoe breder de risico’s worden gedragen en zorgt voor een betaalbare premie.
Verder zijn er afspraken gemaakt over de hoogte van de uitkering: 70 procent van het inkomen met een maximum van 30.000 euro (wettelijk minimumloon, WML). Wie wil kan zich aanvullend verzekeren op de private verzekeringsmarkt. “Uiteindelijk is het aan de zelfstandigen zelf om te bepalen welke risico’s zij aanvaardbaar vinden. Volgens de Stichting van de Arbeid sluit dit goed aan bij het feit dat er niet één type zelfstandige is. Voor moeilijk verzekerbare risico’s die zich aanvullend willen verzekeren wordt er een waarborgfonds in het leven geroepen”.