29 juni 2006
Verplichte werkgeversbijdrage kinderopvang: extra loonruimte
Een verplichte werkgeversbijdrage voor de kinderopvang staat haaks op de filosofie van dit kabinet dat burgers en het maatschappelijk middenveld meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Na de verplichte werkgeversbijdrage voor de ziektekostenpremie komt er weer een verplichte bijdrage bij en wordt het domein van de CAO langzaam beperkt. Uit een recent onderzoek blijkt dat 96% van de CAO’s afspraken bevat over kinderopvang. Voor de MHP is hiermee voldoende aangetoond dat CAO-partijen hun verantwoordelijkheid hebben genomen. Een verplichte werkgeversbijdrage zou dan niet aan de orde moeten zijn.
Met ingang van 1 januari 2007 wil het kabinet een verplichte werkgeversbijdrage voor de kinderopvang invoeren, in plaats van de nu nog arbeidsvoorwaardelijk overeengekomen afspraken hierover. Het kabinet had eerder aangegeven dat in 2008 90% van alle werknemers eenderde deel van de kosten voor kinderopvang voor kinderen van 0 tot en met 12 jaar van hun werkgevers vergoed zouden moeten krijgen. Hiertoe had de StAr aanbevelingen uitgebracht aan CAO-partijen om extra aandacht te hebben voor de kinderopvangafspraken. Omdat het kabinet het onwaarschijnlijk acht dat dit streefcijfer wordt gehaald, heeft het besloten om reeds per 1 januari a.s. een verplichte werkgeversbijdrage in te voeren.
Uit het recente onderzoek (dat is besproken met de StAr) blijkt dat het aantal CAO-afspraken fors is gestegen en CAO-partijen de nodige inspanningen hebben gepleegd. In 2006 is voor 96% van de werknemers die onder een CAO vallen, een kinderopvangregeling afgesproken. Voor alle werknemers (dus ook voor hen die niet onder een CAO vallen) gaat het om een percentage van 86%. Vorig jaar ging het nog om 73 op de 100 werknemers. Volgens minister De Geus kunnen echter niet alle afspraken als volwaardig worden aangemerkt. Volgens zijn criteria heeft maar 65% van alle werknemers een volwaardige regeling (iedere werkgever draagt een 1/6-deel van de kosten bij; het gaat om alle kinderen in de categorie 0-12 jaar en het moet gaan om alle vormen van kinderopvang). De werkgevers en de MHP hebben in het bestuurlijk overleg aangegeven van mening te zijn dat CAO-partijen, conform eerdere afspraak, nog een jaar in de gelegenheid zouden moeten worden gesteld nadere afspraken te maken. FNV en CNV konden zich vinden in de lijn van het kabinet. FNV wil nog een stap verder gaan, namelijk dat de kinderopvang uit de algemene middelen wordt gefinancierd.
De verplichte werkgeversbijdrage, die per 1 januari a.s. zal worden ingevoerd, wordt geïnd via een verhoging van het werkgeversdeel van de WW-premie (de wachtgeldpremie). Tegelijkertijd zal het kabinet werkgevers in de marktsector voor een gelijk bedrag compenseren via een verlaging van de winstbelasting (IB/Vpb). In het bestuurlijk overleg heeft de MHP specifiek aandacht gevraagd voor non-profit instellingen (vooral in de collectieve sector). Deze schieten weinig op met een verlaging van de winstbelasting. Ministers De Geus en Zalm wilden hier nog nader naar kijken, maar geen toezeggingen doen.
Bedrijven die winst maken, worden in feite twee keer gecompenseerd. De verplichte bijdrage wordt gecompenseerd via de verlaging van de winstbelasting. Maar de bijdragen die in de CAO zijn afgesproken, vallen eveneens vrij. Het laatste betekent dus eigenlijk extra loonruimte voor het CAO-overleg. Gemiddeld komt dit volgens eigen berekeningen neer op een loonruimte van ruim 0,3%. Dit zal echter per bedrijf verschillen, afhankelijk van de eerder gemaakte afspraken.
Wmo door Eerste Kamer geaccordeerd
Op 27 juni jl. is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door de Eerste Kamer aangenomen. De SP heeft daarbij als enige aangegeven tegen deze nieuwe wet te zijn. Het voorstel is op 14 februari jl. al aangenomen door de Tweede Kamer. Wel worden in de Tweede Kamer de onderliggende AmvB’s nog besproken. De wet beoogt meer samenhang te brengen in de voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, waartoe de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en de Welzijnswet 1994 worden afgeschaft en delen van de AWBZ overgeheveld. Met de nieuwe wet krijgen gemeenten per 1 januari 2007 meer beleidsvrijheid. Wel heeft de gemeente de plicht tot compensatie van de beperkingen die burgers ondervinden op het vlak van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Hieronder valt ook de zelfredzaamheid bij het voeren van een huishouden. In artikel 4, lid 1 van de Wmo is dit zogenaamde compensatiebeginsel omschreven. Dit beginsel luidt: ‘ter compensatie van de beperkingen die een persoon … ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, treft het college van burgemeester en wethouders voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen:
a. een huishouden te voeren;
b. zich te verplaatsen in en om de woning;
c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;
d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.’
Het is de bedoeling dat mensen die dat kunnen meer dan nu het geval is, in de eigen sociale omgeving oplossingen zoeken voor problemen die zich voordoen. Ook wordt een groter beroep gedaan op de eigen draagkracht. De gemeenten krijgen daartoe meer ruimte om eigen bijdragen vast te stellen.
De MHP heeft gedurende de hele behandeling van de wet in de Tweede en Eerste Kamer samen met de andere vakcentrales en vele landelijke patiëntenorganisaties bezwaren en kanttekeningen schriftelijk kenbaar gemaakt bij de politiek. Op hoofdlijnen kwamen deze op het volgende neer:
De MHP maakt zich bovendien zorgen om de werkgelegenheid bij de thuiszorgorganisaties. Veel gemeenten zullen huishoudelijke hulp goedkoper willen ‘inkopen’ zonder daarbij op de kwaliteit te letten. Veel huishoudelijke hulp wordt namelijk in combinatie gegeven met een stukje zorgverlening.
Nieuwe arbowet in Tweede Kamer: MHP vraagt aandacht voor werkdruk en stress
Staatssecretaris Van Hoof heeft onlangs wetsvoorstellen voor aanpassingen in Arbowet en Arbobesluit bij de Tweede Kamer ingediend. Uit die voorstellen blijkt dat de staatssecretaris niet voor alle relevante arbeidsrisico’s doelvoorschriften in de wet wil opnemen (dat zijn bepalingen waarin staat dàt de betreffende risico’s moeten worden aangepakt; het hóe kan dan door werkgevers en werknemers worden bepaald). De lobby voor aanpassingen in de wet is inmiddels dan ook begonnen. De MHP heeft bij de Kamer speciaal aandacht gevraagd voor het opnemen in de wet van een bepaling inzake werkdruk en stress. Naar verwachting zal de Stichting van de Arbeid ook met een gezamenlijke reactie van werkgevers en werknemers komen.