14 maart 2008
Ad Verhoeven stopt als voorzitter MHP
Na twee volle termijnen van in totaal tien jaar heeft voorzitter Ad Verhoeven besloten per 1 juni a.s. geen nieuwe termijn aan te gaan als voorzitter van de vakcentrale MHP. Ad Verhoeven trad in 1998 aan als voorzitter en heeft de MHP geleid door roerige jaren, waarin sociale zekerheid en pensioenen door verschillende kabinetten onder druk zijn gezet (met als diepte- en hoogtepunt het jaar 2004, met een mislukt Voorjaarsoverleg, de Museumplein-manifestatie en tenslotte een akkoord met het kabinet in het najaar). Zelf zegt Verhoeven over zijn besluit om het voorzitterschap aan een ander over te laten: “Ik heb er inmiddels ruim dertig jaar vakbondswerk in de voorste linie op zitten, waarvan de laatste tien jaar als voorzitter van de MHP. Het wordt tijd dat ik het stokje aan anderen overdraag. Ik heb bij de andere sociale partners voorzitters zien gaan en komen en dan realiseer je jezelf dat het goed is voor een organisatie als de MHP om ook nieuw bloed binnen te halen. Het is bovendien een goed moment, omdat de MHP bezig is een nieuwe structuur neer te zetten. Mijn opvolger kan hier volop mee aan de gang. Een mooi markeringsmoment. Ik heb veel geleerd in de loop der jaren in de polder, maar langzaam komen de déja vus. Dan moet je ook bij jezelf te rade gaan of het nog een uitdaging is en of je dit werk nog eens vijf jaar met volle inzet kunt blijven doen.“ Over zijn eigen toekomst zegt Verhoeven: “De kogel is nu door de kerk. Ik heb besloten geen derde termijn meer aan te gaan. Ik moet nog eens goed kijken wat ik de komende jaren wil gaan doen. Misschien een geheel nieuwe uitdaging of nog wat dingen voor de MHP, maar dan wel op de achtergrond. In ieder geval wens ik mijn opvolger alle succes toe.”
Het Algemeen Bestuur van de MHP respecteert het besluit van Ad Verhoeven en is inmiddels de procedure voor het aantrekken van een waardige opvolg(st)er begonnen.
Voorjaarsoverleg
Binnen de Stichting van de Arbeid (StvdA) wordt volop gesproken of het kabinet moet worden verzocht om toch voor 1 juni (en het liefst in de eerste helft april) een Voorjaarsoverleg te houden. Aanvankelijk wilden noch de werkgevers noch de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een Voorjaarsoverleg houden voordat de Commissie Bakker met aanbevelingen komt. Sociale partners hebben met het kabinet in ieder geval afspraken gemaakt op de Participatietop. Onder andere de stand van zaken rondom de participatiedoelstellingen zou geagendeerd worden in het Voorjaarsoverleg. Werkgevers zijn echter niet bereid over alles wat met participatie samenhangt te praten, voordat de Commissie Bakker met aanbevelingen is gekomen. Wel is er een opening gemaakt om thema’s te agenderen, die samenhangen met de begroting 2009. Onlangs is hierover gesproken in het bestuur van de StvdA en deze heeft de Agendacommissie van de StvdA opgedragen te inventariseren of er voldoende agendapunten van gewicht zijn om te bespreken met het kabinet, vooral met het oog op de begrotingsbesprekingen 2009 die in de loop van deze maand weer van start gaan binnen de verschillende Ministeries. Om hierop invloed te kunnen hebben, moet het Voorjaarsoverleg uiterlijk in de eerste helft van april plaatsvinden. De eerste ronde in de Agendacommissie heeft (nog) niets concreets opgeleverd, maar er wordt nog verder gesproken. Voor de MHP is in ieder geval belangrijk dat er wordt gesproken over de lastenontwikkeling (met name koopkrachtontwikkeling) en innovatie. Daarnaast zijn er nog diverse onderwerpen die aan bod kunnen komen, zoals het bruto verhalen van de wga-premie (in plaats van verrekenen met het nettoloon), de betrokkenheid van sociale partners bij de modernisering van de levensloopregeling en de (fiscale) stimulansen voor het nieuwe werken (zoals telewerken). In het Financieel Dagblad van zaterdag 8 maart jl. stelt Eddy Haket, bestuurder van de MHP, dat hij de kans meer dan 50% inschat dat het Voorjaarsoverleg in april toch doorgaat.
Brief aan de Commissie Bakker
De MHP heeft zich 29 februari jl. schriftelijk tot de Commissie Bakker gewend. De Commissie Bakker is ingesteld als compromis binnen het kabinet (na de discussie over het ontslagrecht) en moet voor 1 juni met aanbevelingen komen op welke wijze de participatie in Nederland verhoogd kan worden.
Volgens de MHP moeten participatiedoelstellingen niet alleen kwantitatief van aard zijn. De komende tijd zou Nederland er vooral goed aan doen de aandacht te richten op de kwaliteit van de Nederlandse werknemer, die in toenemende mate te maken heeft met een transitionele arbeidsmarkt. Het gaat dus niet zozeer om een ‘simpele’ verhoging van de arbeidsparticipatie als zodanig, maar meer om een verhoging van de participatie in combinatie met een verhoging van het gemiddelde kwalificatieniveau van de Nederlandse beroepsbevolking. Tegelijkertijd dreigt de totale beroepsbevolking te krimpen als gevolg van de vergrijzing. Deze vergrijzing dreigt ook het draagvlak voor de instandhouding van het Nederlandse stelsel van sociale zekerheid uit te hollen. Om dat te voorkomen is een verhoging van het gemiddelde kwalificatieniveau van de Nederlandse beroepsbevolking eveneens dringend gewenst. Verder moet Nederland, om de kosten van vergrijzing het hoofd te kunnen bieden, streven naar een hogere arbeidsparticipatie. Het streven is nagenoeg de hele potentiële beroepsbevolking aan het werk te hebben en daarbovenop mensen te stimuleren op grond van vrijwilligheid langer door te werken. Daarom is er een beleid nodig waarbij de wig voor (veel gevraagde) arbeid wordt verlaagd.
De ontwikkeling van de economie tot een kenniseconomie dreigt ook tot een overschot aan lageropgeleiden te leiden. De MHP acht een tweedeling op de arbeidsmarkt tussen hoger en lager opgeleiden zeer ongewenst. Voorkomen moet worden dat de economie zich, door een tekort aan hoogwaardige arbeidskrachten, ontwikkelt tot een resteconomie voor achterblijvers, terwijl de hoogwaardige werkgelegenheid naar elders wegtrekt.
In het licht van het bovenstaande gaat het dus de komende periode ook in belangrijke mate om het behoud van kenniswerkers voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Nederland zou netto moeten kunnen profiteren van de open Europese binnengrenzen; een netto emigratiesaldo van kenniswerkers moet vermeden worden. Nodig daarvoor is een relatief gunstig fiscaal klimaat en een sociaal stelsel dat meer omvat dan een vangnet voor de laagstbetaalden. Ook met het oog op het behoud van arbeidskrachten zou doorwerken tot de leeftijd van 65 jaar en ouder moeten worden gestimuleerd en ontslag, zeker op hogere leeftijd, zoveel mogelijk moeten worden voorkomen.
De diverse elementen in de visie van de MHP vragen om beleid op meerdere terreinen. Beleid dat vaak in het begin ook – soms veel – geld zal kosten, maar dat op de langere termijn een groter rendement oplevert dan dat het aanvankelijk zal kosten.
Overleg met delegatie kabinet EU-top
Ter voorbereiding op de EU-top heeft een delegatie van het kabinet (minister president Balkenende, de ministers Plasterk (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), Van der Hoeven (Economische Zaken), Donner (SZW) en staatssecretaris Timmermans (Europese zaken) op 7 maart jl. gesproken met het bestuur van de StvdA. Dit overleg wordt ieder jaar gehouden. Naast wat algemene onderwerpen heeft de MHP specifiek gewezen op een tweetal punten. De algemene doelstelling om uit te komen op 80% participatie moet niet uitmonden in alleen kwantitatieve doelen. Evenzeer is van belang dat we streven naar kwaliteit van de arbeid. Zo zou vooral gekeken moeten worden naar de samenstelling van de beroepsbevolking, zoals het aandeel hoger opgeleiden en vaktechnici daarin. Verder zou Nederland meer werk moeten maken van innovatie en daarbij is de inbreng van kenniswerkers van cruciaal belang. Tot nog toe blijven vooral de R&D-investeringen ver achter bij die van de ons omringende landen.
Brief aan minister-president over Innovatieplatform
Mede naar aanleiding van een tussenevaluatie van het Innovatieplatform heeft de MHP 4 maart jl. er in een brief aan minister-president Balkenende op aangedrongen om bij het Innovatieplatform ook werknemersvertegenwoordigers te betrekken. Kenniswerkers vormen immers het hart van de ondernemingen in Nederland en zonder hen komt innovatie niet veel verder. Deze brief kan via onze website worden gedownload: download brief
SER-advies over kernenergie
De SER-commissie Toekomstige Energievoorziening, waarin de MHP zitting heeft, komt met een advies aan het kabinet over de eventuele uitbreiding van de Nederlandse energievoorziening met kernenergie.
Onderzoek heeft aangetoond dat energie-opwekking met kolen, gas en kernenergie niet duurzaam is en dat al deze energiebronnen voor- en nadelen hebben. Zo leidt energie uit kolen en aardgas tot uitstoot van het broeikasgas CO2, dat negatieve gevolgen heeft voor het klimaat. Kernenergie heeft dat nadeel niet maar hierbij worden de afval- en veiligheidsproblematiek als belangrijkste knelpunten gezien.
De MHP stelt zich op het standpunt dat met de huidige onzekerheid over de toekomstige Nederlandse energiebehoefte het gebruik van kernenergie niet op voorhand hoeft te worden uitgesloten in de overgangsperiode naar een duurzame energievoorziening. Dit kan echter alleen onder de randvoorwaarde dat het gebruik voldoende veilig is voor mens en milieu.
Naar de huidige inzichten is dat het geval voor wat betreft de (toekomstige) productie. Over de veilige opslag van het radioactieve afval bestaat nog geen volledige zekerheid.
Een unanieme SER adviseert het kabinet bij de evaluatie in 2010 van het kabinetsbeleid over klimaat en energie alle opties voor elektriciteitsopwekking (inclusief kernenergie) op duurzaamheid en wenselijkheid te laten onderzoeken. Een besluit over de eventuele uitbreiding van kernenergie zal dus niet eerder dan 2010 worden genomen.
MHP wijst pensioenplannen werkgevers af
De werkgeversorganisaties VNO-NCW, MKB-Nederland, LTO-Nederland en AWVN doen in hun beleidsnota ‘Naar een modern en betaalbaar pensioen’ op grond van door de werkgevers vermeende onzekerheden rond pensioenen zeer ingrijpende voorstellen tot versobering van pensioenregelingen, die het draagvlak van het door collectiviteit en solidariteit gedragen Nederlandse pensioenstelsel wegnemen. De MHP wijst deze voorstellen af en meent dat de onzekerheden op andere wijze kunnen worden opgevangen.
Enig positief element is het pleidooi van werkgevers voor de instandhouding van het unieke en internationaal gewaardeerde Nederlandse pensioenstelsel.
De vermindering van de jaarlijkse pensioenopbouw, de voorgestelde verhoging van de pensioenleeftijd en de verhoging van de werknemersbijdrage zijn niet dé oplossingen om de pensioenen betaalbaar te houden. Koopkrachtverlies voor werknemers in ruil voor slechtere pensioenopbouw is onacceptabel. Deze voorstellen getuigen niet van goed werkgeverschap. Een goede pensioenopbouw is een essentieel onderdeel van het totale arbeidsvoorwaardenpakket.
Het voorstel om de indexatiebeslissing niet meer bij pensioenfondsbesturen te leggen maar bij CAO-partijen is eveneens een ongelukkige keuze. Fondsbesturen dienen bij de besluitvorming de belangen van (gewezen) deelnemers en gepensioneerden op een evenwichtige wijze af te wegen. Bij het indexatiebeleid spelen niet alleen de belangen van werkgevers en actieve werknemers, maar ook die van gepensioneerden. Daarom pleit de MHP ervoor om het indexatiebeleid te laten bij de fondsbesturen, waarin de belangen van alle partijen aan bod komen.
Het werkgeversvoorstel tast de koopkracht van gepensioneerden aan en dat heeft macro-economisch gevolgen voor zowel de consumptieve bestedingen als de economische groei. Ten tijde van de vergrijzing zijn de belastingopbrengsten van gepensioneerden juist hard nodig om ons sociale stelsel in stand te houden. Dat komt in gevaar als de pensioenopbouw achterblijft bij de gemiddelde welvaartsontwikkeling.
Pensioenkijker start actie ‘Pensioen …. en de liefde’
Stichting Pensioenkijker.nl wil het pensioenbewustzijn van de Nederlander vergroten. In dat kader is Pensioenkijker, waarin de MHP participeert, op Valentijnsdag gestart met de actie ‘Pensioen …. en de liefde’. Vrouwen zijn financieel gezien vaak nog afhankelijk van hun partner en dat kan bij echtscheiding of overlijden grote gevolgen hebben. Zo blijkt uit onderzoek dat één op de drie huwelijken in een echtscheiding eindigt. Ook hebben vrouwen een ander loopbaanpatroon dan hun partner. Het is dus belangrijk dat zij op de hoogte zijn van de financiële gevolgen van deze gebeurtenissen.
De Pensioenkijker-brochure ‘Vrouwen en pensioen’, die te downloaden is van de website van Pensioenkijker.nl, besteedt o.a. aandacht aan de pensioengevolgen voor vrouwen bij echtscheiding, overlijden en werken in deeltijd.
Non-onderwerp levert toch interessante discussie op
Moeten allochtone studenten lid worden van ‘autochtone’ studentenverenigingen ? Of mogen zij ook kiezen voor allochtone, ofwel multiculturele, studentenverenigingen ? Deze vragen stonden op 7 maart jl. centraal in een debat dat was georganiseerd door Echo, Expertisecentrum Diversiteitsbeleid. Deelnemers waren vooral (bestuurs-)leden van multiculturele studentenverenigingen. Directe aanleiding voor de debatmiddag was het RWI-advies over hoger opgeleide allochtonen, dat anderhalf jaar geleden is verschenen, oorspronkelijk op initiatief van de MHP. Naar aanleiding van dit advies had de voorlichter van de RWI in een mediadebat over de groei van multiculturele studentenverenigingen gezegd dat het beter was dat allochtone studenten lid zouden worden van ‘autochtone’ studentenverenigingen.
De MHP was uitgenodigd om plaats te nemen in het panel en daar de visie van de RWI toe te lichten en te verdedigen. Die visie ziet er als volgt uit. Hoger opgeleide allochtonen missen bij sollicitaties vaak nèt even de juiste toon en daarnaast laten zij vaak een nèt wat minder imposant CV zien. Ook beschikken zij in mindere mate dan autochtonen over een netwerk onder interessante werkgevers. Eén van de mogelijke oplossingen voor deze problemen is het lidmaatschap van een ‘autochtone’, ofwel beter gezegd, algemene studentenvereniging: daar doe je de sollicitatie- en netwerkvaardigheden op en daar kom je in contact met interessante werkgevers. Bij een multiculturele studentenvereniging zijn deze mogelijkheden waarschijnlijk allemaal net wat minder groot. Maar de RWI is uiteraard niet tegen het bestaan of tegen het lidmaatschap van deze verenigingen. Tijdens het debat kwam nadrukkelijk naar voren dat multiculturele studentenvereniging echter ook een groot voordeel hebben: zij zijn laagdrempeliger voor allochtone studenten; ook willen zij openstaan naar de samenleving toe. Van ‘verzuiling’ à la de jaren vijftig lijkt nauwelijks sprake.
Makkelijk was het niet om de toch behoorlijk genuanceerde RWI-visie hoog te houden. Er kwam een zeer levendig debat op gang waarin vooral het grote organisatietalent van de aanwezigen opviel: velen hadden hun eigen en nu levendige verenigingen opgericht en men was van mening dat in die verenigingen de voordelen van ‘algemene’ studentenverenigingen net zo goed genoten konden worden. Juist ook vanwege de genoemde openheid naar de samenleving. Beter lid van een multiculturele studentenvereniging dan helemaal geen lid, zo was de gedachte. Ook heerste het misverstand dat de RWI wilde dat iedereen lid werd van het corps, terwijl er toch zeer veel verschillende ‘algemene’ studentenverenigingen bestaan. Ook bleek dat velen wel lid waren van hun eigen faculteitsvereniging.
Vertegenwoordigers van de multiculturele studentenverenigingen zullen ook worden uitgenodigd voor het congres dat de MHP op 5 juni aanstaande organiseert over de arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide allochtonen.
Uitstel behandeling SER-adviezen inzake het toekomstige landbouwbeleid en Randstad 2040
In de SER-vergadering van maart zouden, behalve het SER-advies inzake kernenergie, twee SER-adviezen worden vastgesteld: het advies inzake het toekomstige landbouwbeleid en het advies Randstad 2040. Deze beide adviezen zijn uitgesteld tot de SER-vergadering van april.
Het ontwerpadvies inzake het toekomstige landbouwbeleid komt pas in april aan de orde omdat het voor veel achterbannen iets teveel van het goede was om drie adviezen tegelijkertijd via een spoedprocedure af te handelen.
Bespreking van het ontwerpadvies Randstad 2040 in de diverse andere achterbannen heeft ertoe geleid dat er dusdanige wijzigingen worden voorgesteld dat de eerder geplande behandeling van het ontwerpadvies in de SER-Raadsvergadering van 14 maart a.s. geen doorgang kan vinden. Met name vanuit de werkgeversgeleding is bericht ontvangen dat men door middel van enkele concretiseringen het advies een slag verder wil brengen. De werkgevers zullen daartoe nu eerst voorstellen doen.
Toekomst AWBZ
Sinds september 2007 participeert de MHP in een werkgroep van de SER met betrekking tot een adviesaanvraag van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de toekomst van de AWBZ. De staatssecretaris had gevraagd haar nog voor eind 2007 te adviseren, maar de materie is zo complex gebleken, dat de SER meer tijd nodig heeft om tot een gewogen oordeel te kunnen komen. Niet in de laatste plaats speelt de politieke gevoeligheid van het onderwerp en het grote aantal belanghebbenden, zowel in de publiekrechtelijke als in de privaatrechtelijke sfeer daarbij een rol.
Toch is het de verwachting dat binnenkort een conceptadvies gereed is. In de meest recente planning is voorzien in een vergadering kort na Pasen. Nadat het concept van het advies tot stand is gebracht, zal het voor de achterbanraadpleging van de in de SER participerende organisaties worden voorgelegd. De periode voor de achterbanraadpleging is kort, omdat het streven is het advies in de aprilvergadering van de SER vast te stellen.
Over de richting en de inhoud van het te verwachten (concept-)advies worden – zo is in de werkgroep afgesproken – op dit moment geen mededelingen naar buiten gedaan.
Mobiliteitsmanagement en plaats en tijd onafhankelijk werken
Dagelijks ondervinden velen de hinder van files in het verkeer. Niet alleen waar het gaat om het woon-werkverkeer, maar ook om ander zakelijk verkeer en recreatieverkeer. Met de kosten van de verkeerscongestie zijn per jaar vele miljarden euro’s gemoeid.
Vanuit het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW) is een initiatief genomen om samen met de vakorganisaties en werkgeversorganisaties de files, veroorzaakt door de aan werk gebonden verkeersmobiliteit, aan te pakken. Voor het Ministerie ligt een belangrijk motief daarvoor in het terugdringen van de CO2 vervuiling door het woon-werkverkeer. Mocht dat door vrijwillige maatregelen van de bedrijven niet lukken, dan hangt de bedrijven vanaf 2009 een extra milieuheffing boven het hoofd.
In de Participatietop is vorig jaar de afspraak gemaakt om, door het stimuleren van plaats en tijd onafhankelijk werken, meer mensen, die door onder meer zorgtaken nog niet in het arbeidsproces participeren, ook aan het werk te krijgen. Daarbij is met name gedacht aan meer gebruikmaken van tele- en thuiswerken. De StvdA heeft een werkgroep ingesteld die beziet op welke wijze telewerken in het arbeidsvoorwaardenoverleg kan worden betrokken.
De MHP participeert in zowel de Task Force van het Ministerie van VenW als in de werkgroep van de StvdA. Tussen de Stichting en de Task Force is afgesproken dat de resultaten van de werkgroep ingebracht zullen worden in de Task Force.
De StvdA streeft ernaar begin juni 2008 een werkdocument aan de Task Force te doen toekomen. De werkzaamheden van de Task Force zullen rond september 2008 tot concrete resultaten moeten leiden.