Menu

Inhoud:
Eerste reactie MHP op ambtelijke werkgroepen: Burgers betalen de rekening
Taskforce Kinderopvang treft middeninkomens
MHP ondersteunt compensatieregeling ‘woekerpensioenen’
Steeds meer banen hoger opgeleiden naar buitenland
Brief Donner over governance pensioenfondsbesturen
Nieuwe MHP-regiocoördinatoren benoemd
Hoorzitting Tweede Kamer over pensioenen
Concept-verkiezingsprogramma’s
Ontslagbescherming hoger opgeleiden bedreigd
Eindrapportage Taskforce deeltijd plus
Presentatie Kennisinvesteringsagenda 2010

Eerste reactie MHP op ambtelijke werkgroepen: Burgers betalen de rekening

In een eerste MHP-reactie op de rapporten van de ambtelijke werkgroepen met voorstellen voor mogelijke bezuinigingen (reductie van 20% van de collectieve lasten), die vandaag naar buiten zullen komen, heeft MHP-bestuurder Eddy Haket aangeven dat, zoals verwacht, de rekening van de zware bezuinigingen alweer eenzijdig wordt afgeschoven op de schouders van de burgers. Op grond van de huidige berichten zal de MHP met de sociale partners versneld inzetten op een toekomstbestendig alternatief, inclusief de sociale zekerheid, stimulering van economische bedrijvigheid en koopkracht. Nu het mes wordt gezet in aftrekposten van eigen woningbezitters is het tijd om ook het belastingstelsel fundamenteel te hervormen. “De MHP denkt dan aan het ontwikkelen van een transparante en rechtvaardige vlaktaks”, aldus Haket.
Aan alle voor de MHP relevante voorstellen zal volgende week een extra bulletin worden gewijd.

Taskforce Kinderopvang treft middeninkomens

“De wijze waarop de Taskforce één en ander wil financieren, gaat regelrecht ten koste van de middengroepen”, aldus MHP-bestuurder Eddy Haket in reactie op de aanbevelingen van de Taskforce Kinderopvang en Onderwijs, die 25 maart bekend zijn gemaakt. Hoewel de MHP lange tijd heeft geparticipeerd in deze Taskforce onder voorzitterschap van oud-politica Ina Brouwer, heeft de MHP afgezien van ondertekening van de aanbevelingen van deze Taskforce. Het rapport bevat wel een aantal goede aanbevelingen, zoals een betere afstemming tussen onderwijs en kinderopvang.

De Taskforce stelt voor dat iedereen met jonge kinderen recht krijgt op kinderopvang. Dit is op zich genomen een nobel streven, maar zal leiden tot een forse uitbreiding van de vraag naar kinderopvang. De MHP betwijfelt of de sector deze extra vraag wel kan opvangen zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de kinderopvang. Dat blijkt al uit één van de suggesties, die wordt gedaan: een groter aantal kinderen per leid(st)er. Verder stelt de Taskforce voor om de kosten te financieren via de kinderbijslag.

Volgens de MHP moeten ouders zelf kunnen kiezen of zij gebruik maken van formele kinderopvang. Als zij dat niet doen, moeten zij ook zelf kunnen kiezen op welke wijze ze de kinderbijslag aan hun kinderen willen besteden, bijvoorbeeld door de opvang op een andere wijze te organiseren. Het restant van de kinderbijslag zou volgens de Taskforce vervolgens inkomensafhankelijk gemaakt moeten worden. “Hiermee bedrijft de Taskforce directe inkomenspolitiek, wat ten koste gaat van ouders uit de middengroepen. Dit kan al gauw een koopkrachtverslechtering van 2 à 3% betekenen. Daar komt nog eens bij dat de nog uit te brengen voorstellen van de ambtelijke werkgroepen ook niet veel goeds in petto lijken te hebben voor de middengroepen”, aldus Haket. De huidige kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget zijn al inkomensafhankelijk. Daar bovenop een inkomensafhankelijke kinderbijslag maakt het voor ouders met jonge kinderen steeds minder aantrekkelijk om nog carrièrestappen te maken, want er blijft dan netto niet veel over van een bruto loonsverbetering.

 

MHP ondersteunt compensatieregeling ‘woekerpensioenen’

Ruim 100.000 werknemers zullen alsnog een hogere pensioenopbouw krijgen vanwege te veel doorberekende kosten van bij verzekeraars ondergebrachte ‘beschikbare premieregelingen’ voor pensioenen. In totaal gaat het om circa € 200 miljoen. De onduidelijkheid rondom deze pensioenregelingen is al jarenlang een doorn in het oog van de MHP en de aangesloten bonden.

De regeling is tot stand gekomen in overleg met de Stichting van de Arbeid (StvdA), waarvan de MHP deel uitmaakt. De MHP ondersteunt deze (collectieve) compensatie aan werknemers, bij wie verzekeraars onevenredig hoge kosten hebben ingehouden. De regeling is bedoeld voor pensioenregelingen, die zijn ondergebracht bij verzekeraars en waarvan het risico van tegenvallende beleggingsresultaten volledig bij de individuele werknemer ligt. De hoge kosten kunnen samen met tegenvallende beleggingsresultaten leiden tot een teleurstellend pensioenresultaat. Het gaat hierbij overigens vrijwel altijd om pensioenregelingen, die tot stand zijn gekomen zonder betrokkenheid van vakbonden.

Voor het oordeel over de hoogte van de compensatie is de StvdA vooral afgegaan op het oordeel van de Ombudsman Financiële Dienstverlening, omdat die al eerder was betrokken bij de totstandkoming van een compensatieregeling voor mensen met zogenaamde ‘woekerpolissen’. Belangrijk is bovendien dat individuele werknemers gewoon bezwaar kunnen blijven maken en eventueel naar de rechter kunnen stappen om een andere regeling overeen te komen. Voor het merendeel van de getroffen werknemers zal dit echter een redelijke regeling zijn. In ieder geval zijn er duidelijke afspraken gemaakt om vanaf nu betrokken werknemers exact inzicht te geven in de kosten, die doorberekend worden. Dat was in het verleden wel anders.

 

Steeds meer banen hoger opgeleiden naar buitenland

Uit een onderzoek van Nyenrode, dat 23 maart jl. openbaar werd, blijkt dat offshoring (het verplaatsen van werkgelegenheid naar het buitenland) in toenemende mate hoger opgeleiden treft. Het beeld dat het alleen om laaggeschoolde arbeid zou gaan, is onjuist. Van alle banen die verdwijnen naar het buitenland, betreft 38% een bovenmodaal inkomen, 32% modaal en 30% een beneden modaal inkomen.

De belangrijkste reden voor het verplaatsen van activiteiten naar het buitenland ligt voor bedrijven in kostenbesparing. In vergelijking met eerder onderzoek is er echter ook een toename te zien in het aantal activiteiten, dat wordt teruggehaald (17%). Redenen daarvoor zijn het feit dat offshoring moeilijk te managen is en dat de kosten hoger uitvallen dan verwacht. Ook spelen een rol de onvoldoende kwaliteit van producten en diensten geleverd op de buitenlandse locatie, en de lagere arbeidsproductiviteit in vergelijking met Nederland.
De MHP wijst er al jaren op dat steeds meer hoogwaardige banen naar het buitenland worden verplaatst. Daarnaast vertrekken ook steeds meer hoger opgeleiden naar het buitenland. De MHP ziet in het laatste misschien nog wel een grotere bedreiging met het oog op de toch al verwachte tekorten aan hoger opgeleiden in de toekomst. Nederland moet daarom alles in het werk stellen een aantrekkelijk vestigingsklimaat te behouden voor bedrijven en werknemers. En dat wordt niet bereikt door bijvoorbeeld middengroepen en hogere inkomens steeds meer belasting te laten betalen.

 

 

Brief Donner over governance pensioenfondsbesturen

Minister Donner heeft in een brief d.d. 23 maart jl. aan de Tweede Kamer gereageerd op een initiatief wetsvoorstel van de leden Koser Kaya (Groen Links) en Blok (VVD). In dit voorstel wordt gepleit voor een steviger positie van gepensioneerden in het besluitvormingsproces van pensioenfondsen. Donner wijst er in de brief op dat de discussie over de bestuurssamenstelling van pensioenfondsen in een bredere context moet worden geplaatst. Wel is hij van mening dat pensioenfondsen, die in een toenemend complexe omgeving opereren, aan drie uitgangspunten moeten voldoen:
– versterking van deskundigheid (meer deskundigheidseisen stellen aan pensioenfonds-bestuurders; in het uiterste geval alleen nog maar (externe) deskundigen in het bestuur);
– vertegenwoordiging van alle risicodragers (alle rechthebbenden rechtstreeks zitting in het bestuur of bevoegdheden jegens het bestuur versterken);
– stroomlijning (deelnemersraden en verantwoordingsorganen samenvoegen).
Donner wijst er overigens op dat pensioenfondsen zeer heterogeen zijn en dat er daarom niet slechts één model toe te passen is op de governance-structuur van pensioenfondsen. Hij raadt de Tweede Kamer af om het wetsvoorstel afzonderlijk te behandelen en pleit ervoor dit in samenhang met de bredere problematiek van aanvullende pensioenen te bezien. Hierdoor lijkt het wetsvoorstel pas na de verkiezingen behandeld te gaan worden, omdat de bredere problematiek van de aanvullende pensioenen als controversieel is bestempeld door de Tweede Kamer.

De MHP is met Donner van mening dat pensioenfondsen niet via een wet tot een uniforme governance-structuur moeten worden gedwongen. Naast deskundigheid moet een goed evenwicht gevonden worden voor de inspraak en zeggenschap van alle belanghebbenden en die verschillen nogal per fonds.

 

Nieuwe MHP-regiocoördinatoren benoemd

In verband met personele wisselingen heeft de MHP met ingang van heden nieuwe regiocoördinatoren.

Regio

Regiocöordinator

Zuid-West: Noord-Brabant en Zeeland

Robert Schuurman

Zuid-Oost: Noord-Brabant

Susan Mogony

Zuid: Limburg

Bart Willems

Oost: Overijssel en Gelderland

Bart Janssen

Noord: Groningen, Friesland en Drenthe

Sjerp Holterman

Noord-West: Noord-Holland

Gerwin van der Lei

West: Noord-West Noord-Holland en Zuid-Holland

Olof King

Midden: Utrecht en Flevoland

Harry van Herpen

De regiocoördinatoren vertegenwoordigen de MHP in de diverse netwerken in de regio. Ook regelen zij onder andere de benoemingen van de vertegenwoordiging in de regio, zoals in provinciale Sociaal-Economische Raden, ontslagadviescommissies, arbeidsmarktplatforms en Kamers van Koophandel. De landelijke coördinatie van het MHP-regiowerk blijft in handen van bestuurder Eddy Haket.

 

Hoorzitting Tweede Kamer over pensioenen

Op 22 maart jl. hield de Tweede Kamer een hoorzitting over de governance (Commissie Frijns) van pensioenfondsbesturen en de toekomstige houdbaarheid van de pensioenfondsen (Commissie Goudswaard). Uitgenodigd waren onder andere de commissievoorzitters Goudswaard en Frijns, vertegenwoordigers van sociale partners en wetenschappers. Namens de MHP werd bestuurder Eddy Haket gehoord. Sociale partners waren unaniem in hun opvatting dat de politiek de pensioenvraagstukken moet overlaten aan de sociale partners zelf. Pensioen is een belangrijke arbeidsvoorwaarde, waarover sociale partners de regie moeten hebben.

Uit de gesprekken bleek dat sommige politieke partijen en wetenschappers rondlopen met de gedachte om het fiscale kader voor pensioenen af te toppen. De legitimatie hiervoor vinden ze in een recent onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat aangeeft dat hoger opgeleiden langer leven. Hierdoor zouden hoger opgeleiden bij een gelijke premie, meer (lees: langer) profijt hebben van pensioenuitkeringen. De MHP heeft zich hiertegen krachtig verzet in de hoorzitting, onder andere omdat het onderzoek van het RIVM en het CBS betrekking heeft op de gehele bevolking, en de verschillen binnen de populatie die een aanvullend pensioen opbouwt, veel geringer zijn. Verschillen in levensverwachting worden voor een belangrijk deel ook veroorzaakt door verschillen in levensstijl. De onderzoeksresultaten kunnen daarom niet één op één worden doorvertaald naar pensioenvraagstukken. De MHP zal politieke partijen in de komende tijd nog een keer benaderen om de bestaande misvattingen over de levenverwachting in relatie tot aftoppingsvoorstellen extra onder de aandacht te brengen.

 

Concept-verkiezingsprogramma’s

Deze weken brengen de politieke partijen hun concept-verkiezingsprogramma’s voor de Tweede Kamerverkiezingen uit. De MHP zal een overzicht van de programmapunten van in de opiniepeilingen acht grootste partijen maken. Zodra de partijprogramma’s allemaal zijn uitgebracht, zal dit overzicht in de vorm van een extra MHP-bulletin verschijnen.

 

Ontslagbescherming hoger opgeleiden bedreigd

Ruim anderhalf jaar bent u op de hoogte gehouden over het verzet van de MHP tegen het Wetsontwerp Limitering ontslagvergoeding. Dat wetsontwerp is tot de verkiezingen van 9 juni controversieel verklaard. Doel van het wetsontwerp was om de ontslagvergoeding die de kantonrechter bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst toekent, te limiteren tot één jaarsalaris bij werknemers die € 75.000,- of meer per jaar verdienen. De zeer aanvechtbare onderbouwing van minister Donner voor de keuze van de inkomensgrens was dat werknemers die € 75.000,- of meer per jaar verdienen, per definitie over een goede arbeidsmarktpositie zouden beschikken. O.a. de Raad van State maakte gehakt van dat argument.

Vorige week vond er een Algemeen Overleg in de Tweede Kamer plaats over arbeidsmarktbeleid. Onderdeel daarvan was de vraag hoe moet worden omgegaan met de ontslagbescherming voor werknemers. Zoals in ons land gebruikelijk, wordt daarbij iedere werknemer gelijk behandeld door UWV-werkbedrijf en kantonrechter. Er vindt een individuele ontslagtoets plaats, mede aan de hand van de individuele positie van de betreffende werknemer op de arbeidsmarkt.

Tweede Kamerlid Roos Vermeij van de PvdA bepleitte nu een differentiatie in de ontslag-bescherming tussen verschillende groepen op de arbeidsmarkt. Zij stelde bereid te zijn te praten over het maken van onderscheid tussen de onderkant en bovenkant van de arbeidsmarkt waar het gaat om de ontslagbescherming (lees: het gemak waarmee de werkgever de werknemer kan ontslaan). Volgens Vermeij hebben laaggeschoolden veelal de slechter betaalde en meest onzekere banen, komt deze groep na ontslag vaak ook moeilijker weer aan het werk en zou daarom juist meer bescherming moeten krijgen. Dit terwijl zij ook van mening is dat van beter opgeleiden met een sterke positie op de arbeidsmarkt meer flexibiliteit gevraagd kan worden.

Gevraagd naar de onderbouwing van de te kiezen scheidslijn, moest Vermeij het antwoord schuldig blijven. En daar ligt nu juist het probleem ! Bij de limitering van de ontslagvergoeding werd aan Donner ook steeds de vraag gesteld waarom werknemers met een jaarinkomen van
€ 75.000,- gekort moesten worden. Anderhalf jaar lang kon hij geen gedegen onderbouwing geven voor zijn stelling dat werknemers uit die inkomensgroep per definitie over een goede arbeidsmarktpositie beschikten en dus met minder genoegen moesten nemen. Het is wel erg simpel om te zeggen dat hoger opgeleiden over een goede arbeidsmarktpositie beschikken en lager opgeleiden over een slechte arbeidsmarktpositie en dat daarom hoger opgeleiden minder ontslagbescherming nodig hebben dan lager opgeleiden. Elk voorgenomen ontslag dient individueel bezien te worden en een categorale benadering is strijdig met een correcte toepassing van een wezenlijk onderdeel van ons arbeidsrecht: de ontslagbescherming. Daarnaast moet niemand de ogen sluiten voor het grote risico van differentiatie in ontslagbescherming. Er zal verdringing plaatsvinden op de arbeidsmarkt en lager opgeleiden komen daardoor buitenspel te staan.

De MHP wijst er ook op dat het CPB al in 2007 onderzoek heeft verricht naar versoepeling van ontslagbescherming. Dat levert geen extra werkgelegenheid op maar slechts een verschuiving ervan. Andere onderzoekers wijzen op een ander effect. Door versoepeling van ontslagbescherming komt de productiviteit in gedrang. Werknemers die sneller ontslagen kunnen worden, zullen minder geneigd zijn innoverend te zijn en bij dat negatieve effect op de productiviteit is niemand op de arbeidsmarkt gebaat.

 

Eindrapportage Taskforce Deeltijd plus

Op 30 maart jl. heeft de Taskforce Deeltijd plus haar eindrapport uitgebracht (zie voor het volledige rapport: www.taskforce-deeltijdplus.nl). Dit rapport is in een slotconferentie aangeboden aan de ministers Rouvoet en Donner. Op de slotmanifestatie werd ook de MHP gevraagd haar visie op het rapport te geven. Doel van de Taskforce was om met aanbevelingen te komen om te bewerkstelligen dat de vele kleine deeltijdbanen die Nederland heeft, worden omgezet in grotere banen. In de praktijk worden die kleine deeltijdbanen vooral door vrouwen ingenomen. Nederland is vrij uniek daarin, maar zal met het oog op de vergrijzing de arbeidsparticipatie moeten zien te vergroten. Het rapport bevat een groot aantal aanbevelingen voor de overheid, bedrijven en instellingen, als ook voor sociale partners. Veel van deze aanbevelingen worden door de MHP onderschreven en met sommige wil de MHP ook verder aan de slag gaan, voor zover dit nog niet gebeurt. Zo heeft de MHP al langere tijd het levensfasebewust personeelsbeleid en het flexibel werken naar tijd en plaats hoog in het vaandel staan. Naast bevorderen van cao-afspraken, zou er ook een slag dieper in de bedrijven en instellingen zelf gegaan moeten worden, bijvoorbeeld door OR-leden hierop alert te maken.

Er staan in het rapport echter ook een aantal aanbevelingen, waarvan de MHP minder gecharmeerd is. Zo worden een versnelling van de afschaffing van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting (‘aanrechtsubsidie’), de introductie van een inkomensafhankelijke kinderbijslag en de omzetting van de volledige studiebeurs in een lening bepleit. Om uiteenlopende redenen wijst de MHP die aanbevelingen van de hand.

 

Presentatie Kennisinvesteringsagenda 2010

Jaarlijks evalueert de KIA-coalitie van het Innovatieplatform alle maatregelen en investeringen in het onderwijs, onderzoek en innovatie. Tijdens een persconferentie op 29 maart 2010 is de evaluatie over 2009 aangeboden aan politici, die straks campagne voeren voor de Tweede Kamerverkiezingen. Politieke partijen worden opgeroepen zich te onthouden van bezuinigingen op onderwijs en kennisinvesteringen.

Uit de evaluatie blijkt dat de totale investeringen in Nederland in onderwijs, kennis en innovatie nog steeds achterblijven bij de best presterende kennissamenlevingen. Een zwak punt is dat te weinig jongeren een startkwalificatie halen. Ook met de kwaliteit en beschikbaarheid van het overheidspersoneel is het zorgelijk gesteld. Het leven lang leren, essentieel voor een goed opgeleide beroepsbevolking, ontwikkelt zich veel te langzaam. Er zijn echter ook lichtpuntjes te noemen: de prestaties van leerlingen in het beroepsonderwijs zijn gestegen, evenals de kwaliteit van uitdagend hoger onderwijs.

De meest zorgelijke constatering in de evaluatie betreft het terrein van innovatief ondernemen in Nederland: bestaande ondernemingen innoveren onvoldoende en er komen te weinig innovatieve bedrijven bij. Er is het afgelopen jaar geen verbetering zichtbaar; de economische crisis is daaraan volgens het Innovatieplatform mede debet. Er wordt voor gepleit dat in Nederland meer investeringen moeten komen in kennisinfrastructuur. Bijvoorbeeld door meer plekken in te richten waar bedrijven en kennisinstellingen elkaar vinden. Dat is goed voor nieuwe werkgelegenheid en concurrentiekracht.

Kwalitatief hoog onderwijs en een innovatief klimaat zijn voor Nederland als kennisland onmisbaar. Bezuinigingen op deze gebieden zijn funest voor de concurrentiepositie van Nederland. De MHP pleit hiervoor al jaren en onderschrijft daarom ook de dringende oproep van het Innovatieplatform om te blijven investeren in onderwijs, onderzoek en innovatie.

Laatste nieuws

Hoe staat het met de leercultuur in uw organisatie?

24 juli 2024

Hoe staat het met de leercultuur in uw organisatie?

VCP: bezuiniging 22% op ambtenaren niet realistisch, onverantwoord en ondoordacht

23 juli 2024

VCP: bezuiniging 22% op ambtenaren niet realistisch, onverantwoord en ondoordacht

Logo VCP YP

11 juli 2024

VCP YP: Uitnodiging bijeenkomst Prinsjesdag

Meer nieuws