28 april 2008
Voorjaarsoverleg: kabinet biedt opening om BTW-verhoging uit te stellen
Tot nog toe was de reactie vanuit het kabinet steevast ‘nee’, als het ging om het unanieme pleidooi van de Stichting van de Arbeid (StvdA) om af te zien van de aangekondigde BTW-verhoging per 1 januari 2009 of deze in ieder geval uit te stellen. In het zogenoemde Voorjaarsoverleg op 23 april heeft het kabinet voor het eerst een opening geboden. Het kabinet zal het concrete voorstel nu serieus bestuderen en meenemen in de begrotingsvoorbereidingen. Dat het kabinet geen volmondig ‘ja’ zegt tegen het voorstel, heeft er vooral mee te maken dat de besprekingen over de overheidsbegroting 2009 nog van start moeten gaan.
Het Voorjaarsoverleg tussen de centrale werknemers- en werkgeversorganisaties, verenigd in de StvdA, en het kabinet heeft op 23 april jl. er in ieder geval toe geleid dat de idee om de BTW-verhoging uit te stellen, nu serieus wordt genomen. Dit heeft volgens bestuurder Eddy Haket, die namens de MHP deelnam aan dit overleg, meerdere effecten: “Het heeft een positief effect, of liever gezegd geen verslechtering, op de koopkracht, het consumentenvertrouwen, de omzet voor met name het midden- en kleinbedrijf en het kan een loonprijsspiraal voorkomen”. Het oplopen van de inflatie tikt in 2008 hard door in de koopkracht, ondanks een loonstijging en pensioenindexatie die hoger zijn dan in de afgelopen jaren. Dit wordt vooral veroorzaakt door belastingverhogingen, stijgende ziektekostenpremies en oplopende energie- en voedselprijzen. Zowel voor de werkende als voor de gepensioneerde middengroepen leidt dat in 2008 tot een dalende koopkracht, omdat zij het hardst worden getroffen door de belastingverhogingen en stijgende ziektekostenpremies.
“Het kabinet verdient een compliment dat het in 2009 iets extra’s wil doen voor de werkende middengroepen door de werkloosheidspremie fors te verlagen. De middengroepen zijn jarenlang achtergebleven in de gemiddelde koopkrachtontwikkeling. De koopkrachtontwikkeling voor gepensioneerde middengroepen blijft echter een punt van zorg. Door de aangekondigde BTW-verhoging per 1 januari 2009 uit te stellen, wordt in ieder geval bereikt dat ook de AOW-gerechtigden met een aanvullend pensioen van meer dan € 10.000 op jaarbasis, ook in de zwarte cijfers terechtkomen”, aldus Haket.
In het Voorjaarsoverleg is verder afgesproken om na het overleg een aantal andere onderwerpen gezamenlijk verder uit te werken.
Doorwerken na 65 jaar
De MHP is van mening dat doorwerken na 65 jaar alleen op vrijwillige basis moet plaatsvinden. Bovendien moet worden opgepast dat de 65-plussers de 65-minners niet gaan verdringen op de arbeidsmarkt, omdat zij goedkoper zijn voor werkgevers. Kort samengevat is de MHP dan ook tegen de plannen om voor 65-plussers extra bonussen te verstrekken als zij doorwerken. Wel moeten belemmeringen worden weggenomen voor die 65-plussers die wel willen doorwerken, maar voor wie het onmogelijk wordt gemaakt.
Wajongers
De instroom in de Wajong (wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering voor jonggehandicapten) neemt fors toe en zal naar verwachting de komende jaren verder stijgen. De MHP is van mening dat beter moet worden gekeken op welke wijze de capaciteiten van deze jongeren benut kunnen worden, in plaats van het accent te leggen bij wat ze vooral niet zouden kunnen. Niet in de laatste plaats voor hen zelf. Het geeft hen een betere toekomst. De Wajong moet echter wel een (inkomens)bescherming bieden aan degenen, die (deels) hun eigen boterham niet kunnen verdienen.
Deeltijd plus
Sociale partners en kabinet zullen kijken op welke wijze vooral vrouwen gestimuleerd kunnen worden om hun betaalde deeltijdbanen in uren uit te breiden. De MHP vindt dat hier vooral moet worden gezocht naar positieve prikkels en niet in de sfeer van ‘boetes’. Hier ligt de kans het probleem van moeilijk vervulbare vacatures van hoger opgeleiden via urenuitbreiding (voor een deel) op te lossen. Uit onderzoek blijkt dat vrouwen steeds hoger opgeleid zijn. De eerste jaren op de arbeidsmarkt bezetten vrouwen vaak voltijdbanen. Op het moment dat ze kinderen krijgen, gaan ze meestal in deeltijd werken. Als de kinderen groter worden, keren ze echter niet meer terug naar grotere banen. De MHP denkt dat daar vooral de kansen liggen. Betere verdeling van zorgtaken over partners, oplossingen zoeken voor het vraagstuk om vrijwilligerswerk en mantelzorg niet de dupe te laten worden van meer betaalde arbeidsparticipatie en een kwalitatief goede en betaalbare kinderopvang zijn onderwerpen die hiermee nauw samenhangen.
Discriminatie op de werkvloer
De StvdA heeft het kabinet een verklaring over discriminatie op de werkvloer aangeboden. De MHP wil een bijdrage leveren aan een goed diversiteitsbeleid op de werkvloer. De politiek die de laatste tijd polarisatie (van links tot rechts lijkt men hieraan mee te doen) in de hand werkt, kan dit proces echter frustreren. We moeten vooral alert zijn dat dit niet doorwerkt naar de werkvloer. Uiteindelijk draagt participatie via een goed diversiteitsbeleid het beste bij aan integratie.
Malafide uitzendbureaus
De MHP wil dat sociale partners samen met de overheid op zoek gaan naar oplossingen om malafide uitzendbureaus aan te pakken. Vooral werknemers uit het buitenland lijken in toenemende mate geronseld te worden om werk te verrichten tegen arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden, die niet voldoen aan de Nederlandse normen en wet- en regelgeving. Ook worden geen belasting en sociale premies afgedragen. De MHP vindt het in ieders belang dat hiertegen streng wordt opgetreden.
Kinderopvang
De MHP is niet gerust op berichten dat er wordt gesneden in de kinderopvangtoeslag vanwege budgettaire overschrijdingen. Als de overschrijding veroorzaakt wordt door frauduleuze handelingen, vergt dit een harde aanpak van die praktijken. Als de overschrijding echter wordt veroorzaakt door een uitbreiding van het gebruik van kinderopvang en het substantieel heeft bijgedragen aan een hogere participatie, moeten we ons gelukkig prijzen dat dit instrument blijkbaar effectief is. Snijden in de regeling staat dan haaks op de doelstelling van een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen.
Achtergrondinformatie bij pleidooi voor uitstel BTW-verhoging
Aan de hand van berekeningen van de MHP zijn een aantal doorrekeningen gemaakt voor de koopkracht 2008 en 2009. Hieronder een drietal situaties:
– Koopkracht 2008, gebaseerd op kerngetallen CEP 2008
– koopkracht 2009, gebaseerd op de kerngetallen van CEP 2008
– idem, maar nu met een lastenverlichting door de BTW-verhoging uit te stellen.
Het gaat hier om gemiddelden, dat wil zeggen dat hier geen onderscheid is gemaakt naar huishoudtype. Doel is om een algemeen beeld te krijgen.
Koopkrachtbeeld 2008
In september 2007 (ten tijde van de MEV) kwam het CPB op een gemiddelde koopkrachtmutatie van 0% uit. Op grond van de bijstelling van met name het inflatiecijfer komt het CPB nu uit op een gemiddelde koopkrachtmutatie van -0,25%. Volgens het rekenmodel van de MHP komen deze gemiddelde mutaties uit op respectievelijk -0,15% en -0,4%. Op grond van de grafiek is duidelijk dat de middeninkomens (ongeveer tussen € 30.000 en € 60.000) in 2008 er bekaaid vanaf komen. In een tijd waar de economische groei (nog) goed is, de winsten voor het bedrijfsleven nog op peil zijn en voorliggende jaren waarin de koopkracht ook al onder druk stond voor de middengroepen, is het niet te verkopen, dat de koopkracht daalt. Dit geeft een opwaartse druk op de looneisen.
Koopkrachtbeeld 2009 zonder extra lastenverlichting
Grafisch is het gemiddelde koopkrachtbeeld per huishouden zonder extra lastenverlichting als volgt samen te vatten voor 2009. Het jaarlijks bruto huishoudinkomen (x-as) is afgezet tegen de koopkrachtmutatie (y-as).
De onevenwichtigheid is met name voor twee categorieën te constateren, te weten de lagere inkomens (uitkeringsgerechtigden en huishoudens met een minimumloon), evenals voor de AOW-gerechtigden met een aanvullend pensioen van meer dan € 10.000 à € 15.000. Overigens komt het MHP-model iets minder gunstig uit dan het CPB-model. Het MHP-model komt op een gemiddelde koopkrachtverbetering van 0,8% voor alle huishoudens uit, terwijl het CPB op 1,0% uitkomt.
Koopkrachtbeeld 2009 met achterwege laten BTW-verhoging
In het geval het kabinet instemt met de oproep van sociale partners om de BTW-verhoging van 19% naar 20% achterwege te laten, dan wel uit te stellen heeft dit in het algemeen een effect van bijna een 0,5% op de koopkracht.
Weliswaar blijven de hierboven twee gesignaleerde categorieën in relatieve zin achter bij de andere inkomenscategorieën, maar ze komen wel in zwarte cijfers terecht.
Gevolgen voor emu-saldo
Hieronder staan de ramingen van de emu-saldi weergegeven volgens de MEV 2008 (september 2007), CEP 2008 (maart 2008) en de realisatie in 2007 volgens het CBS (april 2008).
Uitgaande van het realisatiecijfer van het CBS, heeft de overheid een meevaller over het boekjaar 2007 ten opzichte van eerdere prognoses van 0,7%, ofwel een bedrag van € 3,8 miljard. In 2007 is een overschot van € 2 miljard gerealiseerd op de begroting. Een uitstel van de BTW-financiering (kosten € 2 miljard) kan hieruit dus volledig gefinancierd worden. Verder voorspelt het CPB een gunstiger beeld voor 2008 met 0,4%, hetgeen ook ruim € 2 miljard zou betekenen. In totaal heeft de overheid dus waarschijnlijk een meevaller van bijna € 6 miljard over de jaren 2007 en 2008. Waarschijnlijk zal dit vooral een eenmalig effect betreffen en niet doorwerken in het structurele begrotingssaldo, vanwege het feit dat deze meevallers voornamelijk zijn toe te rekenen naar de extra aardgasbaten (de olieprijs valt hoger uit dan waarmee van te voren rekening is gehouden). Het komt er dus op neer dat minister Bos het zich kan permitteren om de verhoging van de BTW minstens uit te stellen.
SER advies: handhaaf AWBZ voor langdurige zorg
Op 18 april jl. heeft de SER een advies aan het kabinet vastgesteld over de toekomst van de AWBZ. Centrale boodschap is dat de AWBZ moet blijven bestaan voor mensen die op langdurige zorg zijn aangewezen (zogenoemde ‘care’). Ook moeten bij wijzigingen in de AWBZ geen onomkeerbare stappen gezet worden, maar moeten deze geleidelijk worden doorgevoerd. Het advies van de SER staat hiermee haaks op bijvoorbeeld een recent advies van de Raad voor de Volksgezondheid en de Zorg (RVZ), die ervoor heeft gepleit om de AWBZ op den duur op te heffen en geheel over te hevelen naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) en Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De AWBZ richten op langdurige zorg is ook de oorspronkelijke opzet van de AWBZ. In het vorige MHP-bulletin is al uitgebreid op de inhoud van het advies ingegaan.
In de algemene beschouwing in de plenaire SER-vergadering zijn van de zijde van de MHP nog wel de volgende onderwerpen benadrukt.
Onafhankelijk van de wijze waarop de zorg wordt vormgegeven (persoonsgebonden budget of rechtstreeks door zorgaanbieders geleverde zorg), de aanspraak op langdurige zorg begint bij de indicatiestelling. Voor individuen is het van groot belang dat goed naar de medische en sociale noodzaak wordt gekeken, zonder dat hier financiële belangen van derden een rol in spelen. Voor de maatschappij als geheel is het van belang dat er geen ruimere indicatie wordt gesteld dan strikt noodzakelijk is. Om de kosten te beheersen en om te garanderen dat het beschikbare geld op de juiste plek terechtkomt. Dit kan alleen als de indicatie wordt gesteld door een instantie met deskundigen die geen direct belang hebben bij de indicatie zelf. De MHP vindt het overigens dan merkwaardig dat de verantwoordelijkheid voor het beleid, de uitvoering en de indicatiestelling van de Wmo wel in één hand is, namelijk in die van de gemeente.
In het advies wordt terecht aandacht gevraagd voor ‘inclusief beleid’ en de één-loket-gedachte. Vanuit het perspectief van de patiënt bezien – die is aangewezen op langdurige zorg – is hier nog een wereld te winnen. Er bestaan nog steeds grote schotten in de zorg. Dan gaat het niet zozeer over de scheiding tussen de AWBZ en de Zvw, maar vooral over de vraag bij wie moet worden aangeklopt voor een bepaalde zorgvraag of voorziening. Daarbij speelt vooral het schot tussen aan de ene kant de AWBZ en de Zvw (via de ziektekostenverzekeraar) en aan de andere kant de Wmo (via de gemeente) een rol. Bijkomend probleem is nog dat de geldigheidsduur van beschikkingen en machtigingen per voorziening en per uitvoerend orgaan sterk kunnen verschillen, zodat de patiënt een ware boekhouder moet zijn om alles op tijd opnieuw aan te vragen.
In eerdere adviezen van de SER heeft de MHP zich tegen fiscalisering van de volksverzekeringen uitgesproken. Dat de MHP nu wel meewerkt aan de fiscalisering van de AWBZ-premie – en volgens sommigen een draai van 180 graden maakt – is vooral ingegeven door pragmatische redenen en om daarmee de unanimiteit van dit SER-advies niet in de weg te staan. Door de AWBZ-premie in de eerste en tweede belastingschijf om te dopen tot ‘belasting’, treden er geen inkomenseffecten op voor 65-plussers.
Wel vraagt de MHP daarbij aandacht voor de internationale component, dat wil zeggen voor mensen die niet uit hetzelfde land hun inkomen ontvangen, als waar zij wonen. De zogenaamde pensionado-problematiek van 2,5 jaar geleden, bij de invoering van het nieuwe zorgstelsel, ligt nog vers in het geheugen. Dat de MHP zich schikt in de AWBZ-fiscalisering wil niet zeggen dat dat ook wordt gedaan bij de AOW-fiscalisering. Integendeel. De individuele inkomensgevolgen, vooral voor 65-plussers, kunnen hier verstrekkende gevolgen hebben en ook zijn er grote gevolgen voor de netto-pensioenopbouw van 65-minners. Voor de MHP is inkomensneutraliteit het uitgangspunt.
Oproep voor deelname aan de landelijke Medezeggenschap-monitor
Binnenkort start het Gemeenschappelijk Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden (GBIO) in samenwerking met het ITS te Nijmegen met een onderzoek naar de betekenis van scholing door ondernemingsraden. Dit monitoronderzoek is eerder uitgevoerd in 1999 en 2003. De monitor is gericht op het in beeld brengen van de invloed en herkenbaarheid van ondernemingsraden en hun gebruik van deskundigheidsbevordering en mogelijke veranderingen hierop in de tijd.
Voor dit derde monitoronderzoek wordt aan enkele honderden voorzitters van ondernemingsraden een enquête gestuurd. De vragen daarin hebben betrekking op hoe en waar de OR ondersteuning, waaronder scholing, zoekt en bevat een aantal vragen over de feitelijke overlegcultuur en de aansturing binnen de organisatie.
Met een aparte enquête wordt ook de bestuurders een aantal vragen over deze onderwerpen voorgelegd. Anders dan bij de eerste twee monitoren worden ook de medewerkers in het onderzoek betrokken met een enquête over de door hen ervaren kwaliteit van de arbeid.
Vanaf september 2008 zal het ITS ondernemingsraden en bestuurders voor het onderzoek benaderen. Bij bedrijven waarvan de ondernemingsraad bij cursussen en trainingen gebruik maakt van de financiële ondersteuning van het GBIO zal dit schriftelijk gebeuren en anders telefonisch via de contactpersoon van de OR.
Er zijn ook organisaties met ondernemingsraden die niet scholen, of voor scholing geen gebruik maken van deze financiële ondersteuning. Ook deze organisaties wil het GBIO graag in het onderzoek betrekken. De MHP, die ook vertegenwoordigd is in het bestuur van het GBIO, ondersteunt deze wens. De MHP vindt het immers van groot belang om voldoende zicht te hebben op de invloed en herkenbaarheid van ondernemingsraden, zodat hierin verbetering kan worden gebracht als dat nodig mocht zijn. Daarom roept de MHP ondernemingsraden, waarin leden van de MHP zitting hebben maar die niet of niet meer bij het GBIO zijn geregistreerd, op om contact op te nemen met het GBIO.
Voor aanmelding of meer informatie kunt u contact opnemen met de afdeling onderzoek en beleid van het GBIO (030-2945568) of kijken op www.gbio.nl. U kunt zich ook rechtstreeks aanmelden via onderzoek@gbio.nl onder vermelding van uw naam, OR-functie en de NAW-gegevens van uw bedrijf. Als u zich opgeeft, wordt vanaf medio mei contact met u opgenomen voor nadere afspraken.
Meedoen aan ontwikkeling Instructiebox ArboPortaal voor werknemers ?
Het ArboPortaal (www.arboportaal.nl) bevat veel praktische informatie en instrumenten over arbeidsomstandigheden en arbozorg. De informatie is toegesneden op werkgevers, werknemers en preventiemedewerkers.
U kunt nu uzelf en uw collega’s een dienst bewijzen door uw deskundigheid en wensen in te brengen en zo mee te helpen aan de ontwikkeling van een Instructiebox voor werknemers. Een Instructiebox is een praktische handreiking die u, met het materiaal op het ArboPortaal, in staat stelt arbozaken in uw organisatie tot leven te brengen, het gesprek erover op gang te brengen en te houden. Verder geeft u door gebruik van de Instructiebox handen en voeten aan arboactiviteiten en verplichtingen in uw organisatie. De Instructiebox helpt u ‘te dóen en te leren’. Centraal staat de vraag: “Wat kan ik zélf doen om veilig, gezond en plezierig te werken en hoe krijg ik mijn collega’s daarin mee ?”
In een bijeenkomst van 2 uur kunt u een demoversie van deze nieuwe toepassing op het ArboPortaal toetsen. Met uw reacties en ervaringen optimaliseert TNO Kwaliteit van Leven de Instructiebox, voordat deze later dit jaar van start gaat.
Als deelnemer aan de gebruikersbijeenkomst voor werknemers kunt u de Instructiebox als eerste ‘meemaken’. Met uw reacties en ervaringen wordt de Instructiebox vervolgens toegesneden op uw rol, praktijk, belevingswereld en taal als werknemer. Dat vergroot het gevoel van ‘eigenheid’ onder toekomstige gebruikers: “Dit is iets voor mij”. U helpt zo mee aan de acceptatie van de Instructiebox onder uw collega-werknemers én aan een groter en beter gebruik van het ArboPortaal. Met als uiteindelijk resultaat dat iedereen veiliger, gezonder en plezieriger werkt.
De MHP acht deelname van leden van MHP-organisaties aan deze gebruikersbijeenkomst van groot belang. De kans is anders immers groot dat de Instructiebox wordt toegesneden op beroepen voor lager opgeleid personeel. Daar zijn de lichamelijke arborisico’s weliswaar het grootst, maar de vaak meer psychosociale arborisico’s voor middelbaar en hoger opgeleid personeel, zoals werkdruk en stress, mogen zeker niet veronachtzaamd worden. Door deel te nemen aan de gebruikersbijeenkomst helpt u mee ook voldoende aandacht voor dergelijke risico’s te genereren.
De gebruikersbijeenkomst voor werknemers vindt plaats op donderdag 15 mei 2008, van 10.00 – 12.00 uur, bij TNO Kwaliteit van Leven, Polarisavenue 151 te Hoofddorp. Voor uw deelname ontvangt u een kleine attentie. U kunt zich aanmelden bij Gaby Zschuschen (gaby.zschuschen@tno.nl of 023 554 95 67). Na aanmelding ontvangt u een bevestiging en een routebeschrijving.
Mocht u wél belangstelling hebben, maar op 15 mei 2008 niet aanwezig kunnen zijn, meldt u zich dan toch aan. Dan wordt er bekeken of er (nog) een bijeenkomst op een andere datum gepland kan worden, of dat u op andere wijze de Instructiebox kunt toetsen.
Kostenproblematiek bij waardeoverdracht
Sinds 8 juli 1994 hebben werknemers een wettelijk recht op waardeoverdracht. Voordelen voor de werknemer zijn het voorkomen of verkleinen van pensioenbreuk en het voorkomen dat de pensioenaanspraken worden versnipperd over verschillende pensioenuitvoerders. Recentelijk is binnen de StvdA een werkgroep ingesteld, die zich op verzoek van de Tweede Kamer zal buigen over de kostenproblematiek bij waardeoverdracht. Naast sociale partners (waaronder de MHP) bestaat deze werkgroep uit vertegenwoordigers van de pensioenkoepels.
De kostenproblematiek vloeit voort uit het verschil in berekening van de overdrachtswaarde door pensioenfondsen respectievelijk verzekeraars. Sinds 1 januari 2008 dienen pensioenfondsen de pensioenverplichtingen en daarmee ook de overdrachtswaarde te berekenen op basis van de marktrente. Deze marktrente wordt jaarlijks vastgesteld en bedraagt voor 2008 4,9%. Tot en met 2007 werd de overdrachtswaarde berekend op basis van een vaste rekenrente van 4%. Voor verzekeraars echter geldt een vaste rekenrente van 3%.
In geval een werknemer van werkkring verandert en overgaat van een pensioenfonds naar een bij een verzekeraar ondergebrachte pensioenregeling, worden de pensioenaanspraken ingekocht op basis van 3%, terwijl de feitelijke overdrachtswaarde is berekend op 4,9%. Volgens de regels voor waardeoverdracht moet de nieuwe werkgever het verschil aanvullen. Deze financieringslast kan een belemmering zijn voor de arbeidsmobiliteit.