9 maart 2006
07-03-2006
Medezeggenschap gepensioneerden kan nog altijd beter
Hans Vroon, directeur MHP
Voor de continuïteit van het systeem van aanvullende pensioenen, zoals wij dat in Nederland kennen, is vertrouwen van de belanghebbenden in de uitvoering van de pensioenregelingen essentieel. Verantwoording door de uitvoerders over hun handelen, intern toezicht door onafhankelijke deskundigen en een goed functionerende medezeggenschap, aangevuld met openheid en communicatie kunnen dat vertrouwen versterken. Dat alles is samen te vatten onder het begrip ‘Pension Fund Governance’ (PFG) in het Nederlands vertaalt met ‘Goed pensioenfonds bestuur‘. Op het bereiken van kwalitatief goede verantwoording en medezeggenschap kunnen deelnemers, actief en gepensioneerd, ook zelf veel invloed kunnen uitoefenen. Mee willen doen is daarin een belangrijke voorwaarde.
Zoals gezegd, vertrouwen van de belanghebbenden, dat is de kern waar het altijd om draait. Dat geldt uiteraard ook voor de groep gepensioneerden. De MHP-organisaties vonden en vinden het belangrijk dat deze groep herkenbaar invloed kan hebben op het beleid van pensioenfondsen. Deelnemersraden zijn daarvoor de geëigende instituties. Over de mate waarin die invloed ook bereikt wordt gaat dit artikel. Een volgende keer is de vormgeving van PFG onderwerp van bespreking.
Convenanten
In 2001 is dit convenant geëvalueerd. En de conclusie was, dat er weliswaar vooruitgang was geboekt, maar ook dat er, om het eens eufemistisch uit te drukken, ruimte was voor verbetering. StvdA en CSO hebben daarom besloten om de convenantsafspraken van 1998 te hernieuwen en tegelijkertijd nieuwe aanbevelingen te doen. Die laatste hadden vooral tot doel de kwaliteit van de medezeggenschap van gepensioneerden te verbeteren. Het vernieuwde convenant heeft een looptijd van 1 januari 2003 tot 1 januari 2007.
Als belangrijkste aanbevelingen uit het vernieuwde convenant noemen wij:
In het nieuwe convenant is afgesproken dat in 2005 een tussentijdse evaluatie gedaan zal worden. Dat heeft nu plaatsgevonden en is gekeken naar de mate waarin Opf-en en Bpf-en voldoen aan de gedane aanbevelingen en gemaakte afspraken. Afgesproken was dat bij tenminste 65% van de fondsen waarop het convenant betrekking heeft, medezeggenschap in de vorm van een (wettelijke) deelnemersraad dan wel directe bestuursvertegenwoordiging van de gepensioneerden moet zijn gerealiseerd. Is dat niet geval dan zullen de StvdA en het CSO gezamenlijk verzoeken de afspraken en aanbevelingen uit het convenant in dwingende wetgeving op te nemen.
De uitkomsten van de evaluatie
De voorwaarden voor medezeggenschap van gepensioneerden zijn ten opzichte van de evaluatie in 2001 aanzienlijk verbeterd. Bij 74% van de Opf-en is op dit moment enige vorm van vertegenwoordiging terwijl dit in 2001 bij 57% van de fondsen het geval was. De Bpf-en hebben nu (in 2005) in 71% van de gevallen een deelnemersraad, tegen 34% bij
de meting in 2001. Echter, het instellen van een deelnemersraad en/of het organiseren van bestuursdeelname van gepensioneerden betekent niet dat er sprake is van ‘voldoende mate’ van medezeggenschap voor gepensioneerden. Daarvoor moeten de deelnemersraad en/of de directe bestuursvertegenwoordiging aan bepaalde criteria voldoen. Uit deze
tussenevaluatie blijkt dat zowel de Opf-en die onder het convenant vallen als de Bpf-en op dit moment niet voldoen aan de eis die de convenantspartijen hebben gesteld aan de kwaliteit van de medezeggenschap. Het 65% criterium wordt niet gehaald.Bij de Bpf-en voldoet slechts 39% van de fondsen aan alle eisen. Bij de Opf-en is dat 40% (totaal voor deelnemersraad en bestuursvertegenwoordiging). Maar uitgedrukt in aantallen deelnemers ziet het beeld er geheel anders uit. De 39% van de Bpf-en vertegenwoordigen 55% van de actieve deelnemers en 71 % van de gepensioneerden in de onderzochte fondsen. Bij de Opf-en zijn deze cijfers 71% respectievelijk 77%.
De belangrijkste oorzaken voor het niet voldoen aan de gestelde voorwaarden zijn:
Voor Opf-en met vertegenwoordiging van gepensioneerden in het bestuur zijn de belangrijkste oorzaken voor het niet voldoen aan de gestelde voorwaarden:
StvdA en CSO zullen de komende tijd overleggen hoe om te gaan met deze evaluatie. Deze gegevens worden ook betrokken in de discussie over de positie van de deelnemersraad in relatie tot de principes van PFG. Daarover meer in een volgende artikel. Maar ter gelegenheid van het tot stand komen van de ‘Principes voor goed pensioenfondsbestuur’ op 16 december 2005 zijn de afspraken over de evaluatie aangepast. Zowel de eindevaluatie van het medezeggenschapsconvenant als de evaluatie van de ‘Principes’ zullen nu plaatsvinden in 2008 met als peildatum 1 januari 2008. In lijn met de afspraken in het convenant zal met de voorbereiding van de eindevaluatie in 2007 gestart worden teneinde zo spoedig mogelijk na 1 januari 2008 de uitkomsten van de evaluatie beschikbaar te hebben. Om die reden is de looptijd van het medezeggenschapsconvenant verlengd met één jaar. Dat.biedt de mogelijkheid om de uitkomsten van de evaluatie van het convenant en die van de evaluatie van de ‘Principes voor goed pensioenfondsbestuur’ met elkaar te verbinden.
Wat de teleurstellende uitkomsten van de tussenevaluatie van het medezeggenschapsconvenant betreft, zullen StvdA en CSO op korte termijn te samen met de minister van SZW overleggen over de noodzakelijke en wenselijke vervolgstappen in deze kwestie. Deze kunnen gericht zijn op een nadere inspanning van de convenantspartijen, dan wel op nadere wetgeving.
Voor ons, de MHP-bonden, is er daarbij ook nog een schone taak. Als vertegenwoordiger van zowel actieve deelnemers als van gepensioneerden zal meer energie gestoken dienen te worden in het bemensen van deelnemersraden. Lijkt mij voor het jaar 2006 te vallen in de categorie ‘zeer goede voornemens’.
Kader 1 : Wettelijke bepalingen uit PSW
Op grond van de PSW heeft de deelnemersraad het recht desgevraagd of uit eigen beweging advies uit te brengen over alle aangelegenheden die het fonds betreffen De deelnemersraad wordt in ieder geval in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over onder andere:
Kader 2 : Evaluatiecriteria voor medezeggenschap van gepensioneerden
Om te bepalen of de medezeggenschap van gepensioneerden voldoet aan het convenant, hebben de StAr en het CSO een aantal voorwaarden geformuleerd waaraan minimaal 65% van de fondsen moet voldoen. De Bpf-en moeten een deelnemersraad hebben die aan onderstaande voorwaarden moet voldoen:
De Opf-en moeten een deelnemersraad hebben die aan bovenstaande voorwaarden voldoet óf er moet sprake zijn van bestuursvertegenwoordiging van de geleding van de gepensioneerden die voldoet aan onderstaande voorwaarden: