Menu

07-03-2006

Medezeggenschap gepensioneerden kan nog altijd beter

Hans Vroon, directeur MHP

Voor de continuïteit van het systeem van aanvullende pensioenen, zoals wij dat in Nederland kennen, is vertrouwen van de belanghebbenden in de uitvoering van de pensioenregelingen essentieel. Verantwoording door de uitvoerders over hun handelen, intern toezicht door onafhankelijke deskundigen en een goed functionerende medezeggenschap, aangevuld met openheid en communicatie kunnen dat vertrouwen versterken. Dat alles is samen te vatten onder het begrip ‘Pension Fund Governance’ (PFG) in het Nederlands vertaalt met ‘Goed pensioenfonds bestuur‘. Op het bereiken van kwalitatief goede verantwoording en medezeggenschap kunnen deelnemers, actief en gepensioneerd, ook zelf veel invloed kunnen uitoefenen. Mee willen doen is daarin een belangrijke voorwaarde.

Zoals gezegd, vertrouwen van de belanghebbenden, dat is de kern waar het altijd om draait. Dat geldt uiteraard ook voor de groep gepensioneerden. De MHP-organisaties vonden en vinden het belangrijk dat deze groep herkenbaar invloed kan hebben op het beleid van pensioenfondsen. Deelnemersraden zijn daarvoor de geëigende instituties. Over de mate waarin die invloed ook bereikt wordt gaat dit artikel. Een volgende keer is de vormgeving van PFG onderwerp van bespreking.

Convenanten
In 2001 is dit convenant geëvalueerd. En de conclusie was, dat er weliswaar vooruitgang was geboekt, maar ook dat er, om het eens eufemistisch uit te drukken, ruimte was voor verbetering. StvdA en CSO hebben daarom besloten om de convenantsafspraken van 1998 te hernieuwen en tegelijkertijd nieuwe aanbevelingen te doen. Die laatste hadden vooral tot doel de kwaliteit van de medezeggenschap van gepensioneerden te verbeteren. Het vernieuwde convenant heeft een looptijd van 1 januari 2003 tot 1 januari 2007.

Als belangrijkste aanbevelingen uit het vernieuwde convenant noemen wij:

  • Voor ondernemingspensioenfondsen (Opf) waar nog geen medezeggenschap van gepensioneerden is:

    • de oprichting van een wettelijke deelnemersraad of
    • directe bestuursvertegenwoordiging van de gepensioneerden.
  • Voor bedrijfstakpensioenfondsen (Bpf) waar nog geen medezeggenschap van gepensioneerden is:

    • de oprichting van een wettelijke deelnemersraad.

In het nieuwe convenant is afgesproken dat in 2005 een tussentijdse evaluatie gedaan zal worden. Dat heeft nu plaatsgevonden en is gekeken naar de mate waarin Opf-en en Bpf-en voldoen aan de gedane aanbevelingen en gemaakte afspraken. Afgesproken was dat bij tenminste 65% van de fondsen waarop het convenant betrekking heeft, medezeggenschap in de vorm van een (wettelijke) deelnemersraad dan wel directe bestuursvertegenwoordiging van de gepensioneerden moet zijn gerealiseerd. Is dat niet geval dan zullen de StvdA en het CSO gezamenlijk verzoeken de afspraken en aanbevelingen uit het convenant in dwingende wetgeving op te nemen.

De uitkomsten van de evaluatie
De voorwaarden voor medezeggenschap van gepensioneerden zijn ten opzichte van de evaluatie in 2001 aanzienlijk verbeterd. Bij 74% van de Opf-en is op dit moment enige vorm van vertegenwoordiging terwijl dit in 2001 bij 57% van de fondsen het geval was. De Bpf-en hebben nu (in 2005) in 71% van de gevallen een deelnemersraad, tegen 34% bij
de meting in 2001. Echter, het instellen van een deelnemersraad en/of het organiseren van bestuursdeelname van gepensioneerden betekent niet dat er sprake is van ‘voldoende mate’ van medezeggenschap voor gepensioneerden. Daarvoor moeten de deelnemersraad en/of de directe bestuursvertegenwoordiging aan bepaalde criteria voldoen. Uit deze
tussenevaluatie blijkt dat zowel de Opf-en die onder het convenant vallen als de Bpf-en op dit moment niet voldoen aan de eis die de convenantspartijen hebben gesteld aan de kwaliteit van de medezeggenschap. Het 65% criterium wordt niet gehaald.Bij de Bpf-en voldoet slechts 39% van de fondsen aan alle eisen. Bij de Opf-en is dat 40% (totaal voor deelnemersraad en bestuursvertegenwoordiging). Maar uitgedrukt in aantallen deelnemers ziet het beeld er geheel anders uit. De 39% van de Bpf-en vertegenwoordigen 55% van de actieve deelnemers en 71 % van de gepensioneerden in de onderzochte fondsen. Bij de Opf-en zijn deze cijfers 71% respectievelijk 77%.

De belangrijkste oorzaken voor het niet voldoen aan de gestelde voorwaarden zijn:

  • geen evenredige zetelverdeling:
    bij een aantal pensioenfondsen met een deelnemersraad is de verdeling van de zetels niet evenredig aan de verhouding tussen de actieve en gepensioneerde deelnemers.
  • niet geïnstalleerde deelnemersraden:
    een aantal fondsen heeft een deelnemersraad die nog niet geïnstalleerd is, meestal doordat de voorzitter en secretaris nog niet benoemd zijn.

Voor Opf-en met vertegenwoordiging van gepensioneerden in het bestuur zijn de belangrijkste oorzaken voor het niet voldoen aan de gestelde voorwaarden:

  • de voordracht van kandidaten is niet geschied door een vereniging van gepensioneerden of de gepensioneerden van het fonds
  • de bestuurszetels voor gepensioneerden zijn niet gelijk gesteld aan werknemerszetels.

StvdA en CSO zullen de komende tijd overleggen hoe om te gaan met deze evaluatie. Deze gegevens worden ook betrokken in de discussie over de positie van de deelnemersraad in relatie tot de principes van PFG. Daarover meer in een volgende artikel. Maar ter gelegenheid van het tot stand komen van de ‘Principes voor goed pensioenfondsbestuur’ op 16 december 2005 zijn de afspraken over de evaluatie aangepast. Zowel de eindevaluatie van het medezeggenschapsconvenant als de evaluatie van de ‘Principes’ zullen nu plaatsvinden in 2008 met als peildatum 1 januari 2008. In lijn met de afspraken in het convenant zal met de voorbereiding van de eindevaluatie in 2007 gestart worden teneinde zo spoedig mogelijk na 1 januari 2008 de uitkomsten van de evaluatie beschikbaar te hebben. Om die reden is de looptijd van het medezeggenschapsconvenant verlengd met één jaar. Dat.biedt de mogelijkheid om de uitkomsten van de evaluatie van het convenant en die van de evaluatie van de ‘Principes voor goed pensioenfondsbestuur’ met elkaar te verbinden.

Wat de teleurstellende uitkomsten van de tussenevaluatie van het medezeggenschapsconvenant betreft, zullen StvdA en CSO op korte termijn te samen met de minister van SZW overleggen over de noodzakelijke en wenselijke vervolgstappen in deze kwestie. Deze kunnen gericht zijn op een nadere inspanning van de convenantspartijen, dan wel op nadere wetgeving.

Voor ons, de MHP-bonden, is er daarbij ook nog een schone taak. Als vertegenwoordiger van zowel actieve deelnemers als van gepensioneerden zal meer energie gestoken dienen te worden in het bemensen van deelnemersraden. Lijkt mij voor het jaar 2006 te vallen in de categorie ‘zeer goede voornemens’.

Kader 1 : Wettelijke bepalingen uit PSW
Op grond van de PSW heeft de deelnemersraad het recht desgevraagd of uit eigen beweging advies uit te brengen over alle aangelegenheden die het fonds betreffen De deelnemersraad wordt in ieder geval in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over onder andere:

  • het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid;
  • het verminderen van de pensioenrechten in verband met de financiële toestand van het fonds;
  • wijziging van de statuten en reglementen;
  • vaststelling van het jaarverslag, de begroting;
  • gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds;
  • liquidatie van het fonds.
  • het terugstorten van premie of geven van premiekorting

Kader 2 : Evaluatiecriteria voor medezeggenschap van gepensioneerden
Om te bepalen of de medezeggenschap van gepensioneerden voldoet aan het convenant, hebben de StAr en het CSO een aantal voorwaarden geformuleerd waaraan minimaal 65% van de fondsen moet voldoen. De Bpf-en moeten een deelnemersraad hebben die aan onderstaande voorwaarden moet voldoen:

  • Het moet een deelnemersraad zijn in de zin van de wet en:

    • de bevoegdheden moeten gelijk of ruimer dan de wet zijn.
    • de verdeling van de zetels moet evenredig zijn aan de verhouding actieve en gepensioneerde deelnemers.
  • De deelnemersraad moet geïnstalleerd zijn:

    • de leden moeten gekozen zijn.
    • de voorzitter en secretaris moeten benoemd zijn.
    • de raad moet tenminste 1 keer bij elkaar zijn geweest.
  • Minimaal één van de in het convenant omschreven faciliteiten moet zijn toegekend aan de leden van de deelnemersraad. Er is:

    • scholing en/of
    • secretariële ondersteuning en/of
    • de mogelijkheid tot deelname aan vergaderingen en/of
    • een onkostenvergoeding.

De Opf-en moeten een deelnemersraad hebben die aan bovenstaande voorwaarden voldoet óf er moet sprake zijn van bestuursvertegenwoordiging van de geleding van de gepensioneerden die voldoet aan onderstaande voorwaarden:

  • Er moet sprake zijn van directe bestuursvertegenwoordiging van gepensioneerden, waarbij het bestuurslidmaatschap volwaardig is met alle wettelijke bevoegdheden:

    • de zetels moeten gelijk gesteld zijn aan werknemerszetels.
  • De vertegenwoordigers van gepensioneerden in het bestuur zijn voorgedragen door

    • gepensioneerden of
    •  een vereniging van gepensioneerden.

Laatste nieuws

Hoe staat het met de leercultuur in uw organisatie?

24 juli 2024

Hoe staat het met de leercultuur in uw organisatie?

VCP: bezuiniging 22% op ambtenaren niet realistisch, onverantwoord en ondoordacht

23 juli 2024

VCP: bezuiniging 22% op ambtenaren niet realistisch, onverantwoord en ondoordacht

Logo VCP YP

11 juli 2024

VCP YP: Uitnodiging bijeenkomst Prinsjesdag

Meer nieuws