7 februari 2007
07-02-2007
MHP-commentaar op regeerakkoord
Inleiding en samenvatting
De zes pijlers van de coalitie en de onderliggende doelstellingen (zoals een hogere arbeidsparticipatie) in het coalitieakkoord ‘Samen werken, samen leven’ worden op hoofdlijnen door de Vakcentrale voor middengroepen en hoger personeel (MHP) onderschreven. Daarbij heeft de MHP echter grote bezwaren bij de wijze waarop tal van deze zaken gerealiseerd zouden moeten worden. Zo is de MHP van mening dat van bovenaf aangekondigde strafmaatregelen een totaal verkeerde aanpak zijn.
Voorbeelden hiervan zijn de AOW-fiscalisering voor mensen die niet doorwerken tot hun 65ste jaar en de aanpassing van de overdraagbaarheid van heffingskortingen (individualisering en bevriezing van de algemene heffingskorting). De fiscalisering van de AOW-premie druist bovendien in tegen de afspraken van het zogenaamde Museumplein-akkoord (overgangsregime vpl).
Wel kan de MHP zich vinden in een groot deel van de maatregelen die er toe moeten dienen om jongeren en minderheden te ondersteunen bij het vinden van betaald werk.
De financiering van de regeringsplannen wordt voor een belangrijk deel gefinancierd ten koste van de middengroepen en de hogere inkomenscategorieën. Dit staat haaks op de in het voorliggende akkoord opgeschreven belofte dat er bijzondere aandacht uitgaat naar onder andere de middengroepen. Dergelijke nivelleringsmaatregelen zijn niet meer voorgekomen sinds de jaren ’70 onder het kabinet Den Uyl.
Het mes zetten in de publieke sector, zonder een degelijke onderbouwing, getuigt volgens de MHP van een ondoordacht beleidsvoornemen. De MHP roept het nieuwe kabinet op om aan te geven op welke wijze efficiencywinst behaald kan worden binnen de collectieve sector en op welke wijze de publieke taken op voldoende kwalitatief niveau kunnen worden voortgezet.
Het marktconform maken van de arbeidsvoorwaarden zou daarbij prioriteit moeten hebben.
Aangegeven wordt dat in de ‘participatietop’ met sociale partners en gemeenten het ontslagrecht eveneens zal worden geagendeerd. Als erover gesproken gaat worden, is voor de MHP een verlaging van de hoogte van de ontslagvergoeding niet aan de orde. Wel kan gekeken worden of een vereenvoudiging van procedures mogelijk is. De MHP vraagt zich overigens af of het wel verstandig is om dit gevoelige dossier te koppelen aan de participatieagenda.
De MHP kan een versoepeling van de keuringen voor arbeidsongeschikten (schattingsbesluit) onderschrijven, maar betreurt het dat alleen gekeken wordt naar een verlaging van de leeftijdsgrens voor het overgangsregime van 50 jaar naar 45 jaar. Daarmee blijft de keuring systematisch onevenredig streng en blijven in de toekomst mensen relatief voor een te hoog percentage arbeidsgeschikt verklaard.
De MHP kan zich volledig vinden in de continuering van de hypotheekrenteaftrek. Daarmee wordt voorkomen dat mensen, die langlopende verplichtingen aangegaan zijn, in de financiële problemen geraken en dat starters de woonlasten nog moeilijker kunnen dragen.
Het afschaffen van de bureaucratische no-claimregeling in de zorg wordt ondersteund. Het inruilen tegen eigen bijdrageregeling kan alleen administratief eenvoudig gehouden worden als hier een eigen risico aan de voet wordt bedoeld. Eigen bijdragen per afzonderlijke verstrekking zou opnieuw hoge administratieve lasten met zich meebrengen.
Budgettair beleid
De MHP kan zich vinden in het uitgangspunt van een trendmatige groei. Wel is het de vraag of de in het regeerakkoord veronderstelde opbrengsten van allerlei doelmatigheidsoperaties reëel zijn. Bij tegenvallende opbrengsten zal een nieuw kabinet zich genoodzaakt zien om extra te bezuinigen, teneinde aan de tot doel gestelde begrotingssaldi te kunnen voldoen, danwel een aantal voorgenomen beleidsintensiveringen achterwege moeten laten. In de ogen van de MHP wordt hiermee een risico gelopen.
Hogere arbeidsparticipatie
De verhoging van de arbeidsparticipatie kan voor een belangrijk deel de vergrijzingslasten opvangen. Deze worden overigens niet door de oudedagsvoorziening, maar door de gezondheidszorg veroorzaakt. Positieve prikkels om minderheden, ouderen en deeltijders meer te laten participeren op de arbeidsmarkt, worden door de MHP van harte ondersteund. De AOW-fiscalisering doorvoeren voor mensen die voor hun 65ste stoppen met werken kan niet anders worden getypeerd dan een onevenredige zware strafmaatregel. Ook de individualisering (en bevriezing) van de algemene heffingskorting leidt tot een ‘boete’ voor huishoudens die bewust kiezen voor een klassieke verdeling van arbeid en zorgtaken. De MHP ziet meer in positieve prikkels om de arbeidsparticipatie te verhogen. Zo heeft het CPB doorgerekend dat een verhoging van de aanvullende combinatiekorting per saldo een positief effect heeft op de werkgelegenheid.
Als de verhoging van de participatie niet voldoende blijkt te zijn, kan er nog naar aanvullende maatregelen gekeken worden. Voor de MHP staat voorop dat de arbeidsparticipatie tot 65 jaar beter benut kan worden alvorens over te gaan op andere maatregelen. Deeltijdpensioen is daarbij een goede vorm om mensen langer te laten deelnemen aan het arbeidsproces. Ook kan het doorwerken na 65 jaar op vrijwillige basis verder gestimuleerd worden. Het terugdringen van de staatsschuld en het creëren van een begrotingsoverschot hebben het voordeel dat nu al iedereen meebetaalt aan de vergrijzingshobbel. Dit heeft volgens de MHP verreweg de voorkeur boven allerlei maatregelen, waarvan de rekening eenzijdig wordt neergelegd bij bepaalde groepen.
AOW-fiscalisering
De MHP wijst AOW-fiscalisering ten principale af. Een van de belangrijkste langlopende arrangementen waar mensen geld in stoppen, is het pensioen. Om de bestedingen na pensionering enigszins op peil te kunnen houden, wordt een deel van het inkomen opzij gelegd. Daarbij wordt rekening gehouden met de AOW als onvoorwaardelijk basispensioen. Het mee laten betalen van (een deel van) de AOW-gerechtigden aan de financiering van de (eigen) AOW tast hun koopkracht fors aan. Berekeningen van de MHP over de gevolgen van de zogenaamde fiscalisering van de AOW-premie komen vrijwel overeen met eerdere berekeningen van de Ministeries van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zelfs met handhaving van de koppeling leidt volledige fiscalisering nog steeds tot een koopkrachtverlies dat kan oplopen tot ruim 10% bij een totaal bruto-inkomen boven €31.000. Fiscalisering is daarom volgens de MHP geen voorstel om de vergrijzingkosten van de AOW op te vangen, maar een regelrechte nivelleringsmaatregel (in eerste instantie onder AOW-gerechtigden). Door de fiscalisering alleen door te voeren voor mensen die niet doorwerken tot hun 65ste wordt bovendien bereikt dat werknemers in functioneel zware beroepen en werknemers met een slechte gezondheid relatief meer worden getroffen. Ook zou dit een miskenning van het nut van onbetaald werk betekenen, zoals het vrijwilligerswerk en de mantelzorg. En hoe om te gaan met deze mensen als zij zich door de maatregel gedwongen voelen een baan te zoeken maar inmiddels wel als te oud worden gekwalificeerd door werkgevers ? Ook zijn er nog groepen die gedwongen stoppen met werken. Oudere werklozen en (gedeeltelijk) arbeidsgeschikten die niet meer aan het werk komen ondanks vele inspanningen. Hoe denkt men daar mee om te gaan ?
De plannen ten aanzien van de AOW-fiscalisering en de levensloopregeling staan bovendien haaks op de afspraken, zoals neergelegd in het Museumplein-akkoord. Door vanaf 2011 alle werknemers geboren na 1945, die met prepensioen gaan, mee te laten betalen aan de AOW, wordt deze afspraak alsnog geschonden. Opgebouwde rechten zouden worden gerespecteerd, ook voor mensen die na 1945 zijn geboren. Voor hen wordt het echter onmogelijk gemaakt om eerder te stoppen met werken. Door de levensloopregeling alleen nog maar mogelijk te maken voor deeltijdpensioen en niet meer voor voortijdig voltijdpensioen wordt één van de andere kernen uit het Museumplein-akkoord onderuit gehaald. De MHP kan dit niet anders typeren dan het niet nakomen van recent gemaakte afspraken en vindt dat hiermee de betrouwbaarheid van de overheid in het geding is.
Ook wijst de MHP op de consequenties voor de meeste huishoudens waarbij de ene partner jonger is dan de ander. Naast het feit dat in 2015 de AOW-toeslag komt te vervallen, wordt nu ook de algemene heffingskorting voor de niet verdienende partner afgeschaft. Eerder stoppen met werken betekent ook dat de jongere partner mee moet gaan betalen aan de eigen AOW. Met andere woorden: het zal partners niet meer gegund worden om gelijktijdig van de oude dag te kunnen genieten.
Inkomensbeleid
Hoewel in het regeerakkoord gesproken wordt van een ‘evenwichtig inkomensbeleid’ is het totaalpakket van de maatregelen onevenwichtig. Door de verhoging van milieubelastingen met €1 miljard te compenseren via de verhoging van inkomensafhankelijke toeslagen, worden per saldo de middengroepen en de hogere inkomens onevenredig zwaar getroffen. Dit effect wordt nog verergerd doordat de algemene heffingskorting wordt bevroren en de arbeidskorting inkomensafhankelijk wordt gemaakt (de zogenaamde EITC). Dit betekent een forse nivelleringslag in de komende vier jaar. De MHP betreurt het des te meer dat de coalitie geen overzicht geeft van de koopkrachtgevolgen voor de huishoudens uit de verschillende inkomensklassen.
Behalve nivellering zal dit regeerakkoord ook leiden tot meer lokale inkomensongelijkheid. Door de aangekondigde verruiming van het belastinggebied van lokale overheden (onder gelijktijdige verlaging van de rijksbelastingen) zullen de huidige belastingverschillen tussen de gemeenten groter worden. Dit gevoegd bij de recente vrijheid die gemeenten hebben gekregen bij het vaststellen van eigen bijdragen in het kader van de WMO, zal de lokale inkomensongelijkheid van burgers verder oplopen. De MHP acht dit een ongewenste situatie, omdat er de laatste jaren juist naar gestreefd wordt om de verschillen in lokale lastendruk terug te dringen.
Publieke sector
De MHP vindt de bezuinigingen op de rijkssector en in het algemeen de publieke sector rigoureus en ongefundeerd. Een gedegen onderbouwing van de ingeboekte bezuinigingen ontbreekt. Op geen enkele wijze wordt aangegeven hoe een efficiencyslag bewerkstelligd kan worden, laat staan dat er aangegeven wordt welke taken er kunnen vervallen en hoe deze dan door de markt kunnen worden opgepakt. De MHP is er geen tegenstander van om vormen van bureaucratie terug te dringen tot het hoogst noodzakelijke niveau. Er moet zuinig worden omgesprongen met publieke middelen. Een efficiënt (doelmatig omgaan met middelen) en effectief (diensten voldoen aan de vraag uit de samenleving) opererend overheidsapparaat moet te allen tijde worden nagestreefd. De publieke sector is echter niet alleen een kostenpost, maar levert een wezenlijke bijdrage aan het goed functioneren van de samenleving en het bedrijfsleven. Een (ongefundeerde) reductie van het aantal ambtenaren en van financiële middelen kan dan nooit de primaire doelstelling zijn. Wel kan een bewuste keuze voor een taakvermindering van de overheidsdiensten leiden dat volstaan kan worden met minder personeel. Voor vertrekkende ambtenaren dient dan, volgens de regels van het goed werkgeversschap, een adequaat personeelsbeleid gevoerd te worden in de vorm van bijvoorbeeld outplacement en goede sociale regelingen.
De MHP is geen tegenstander van het maken van prestatieplannen tussen CWI, UWV en gemeenten, als hiervan de bedoeling is de eigen taken goed op elkaar af te stemmen. Het mag echter niet leiden tot een overheveling van specifieke taken van het CWI en het UWV naar de gemeenten. De regionale en sectorale kennis van de arbeidsmarkt die het CWI en het UWV in huis hebben, zouden hiermee verloren gaan. Zo hebben gemeenten onvoldoende expertise in huis om te bemiddelen op de arbeidsmarkt, die zich buiten de gemeentegrenzen uitstrekt.
Het eenzijdig ingrijpen in de arbeidsvoorwaarden kan niet bepaald als goed werkgeversschap gekenschetst worden. Dit geldt ook voor de topbestuurders in de publieke en semipublieke sector. De MHP doet een oproep aan het nieuwe kabinet om nu versneld de arbeidsvoorwaarden van de collectieve sector (en niet alleen die van ministers) marktconform te maken. Dit voorkomt dat goed gekwalificeerde mensen hun heil in de marktsector gaan zoeken. Het maximeren van de salarissen op dat van de minister-president is overigens geen goed voorbeeld van marktconforme beloning. In de markt is de inschaling voor een groot deel afhankelijk van de verhouding tussen vraag en aanbod.
Ontslagstelsel
De MHP is bereid samen met de overige sociale partners en een nieuw kabinet te praten over een vereenvoudiging van de procedures van het ontslagrecht, maar alleen als dit gebeurt aan de hand van een gedegen analyse van de flexibiliteit op de arbeidsmarkt en zonder vooraf geformuleerde taakstellingen. Het per definitie verlagen van de maximale ontslagvergoeding of de opbouw van de ontslagvergoeding doet geen recht aan het evenwicht tussen enerzijds flexibiliteit op de arbeidsmarkt en anderzijds de inkomensbescherming van werknemers die ontslagen worden. De discussie over het ontslagstelsel zou neutraal en open moeten kunnen worden gevoerd. Door nu reeds als werkgever voor de publieke en semi-publieke sector de ontslagvergoeding eenzijdig te maximeren op één jaar, is dit overleg wat de MHP betreft op voorhand al mislukt.
De MHP wenst nog eens te benadrukken dat alle werknemers die meer dan het maximumdagloon verdienen, de ontslagvergoeding hard nodig hebben om samen met de WW-uitkering 70% van het laatstverdiende loon te kunnen bereiken. Zonder een aanvulling bedraagt bijvoorbeeld voor een werkloze, die een jaarloon van €55.000 had, de WW-uitkering slechts 57% van het laatstverdiende loon. Bovendien dient de ontslagvergoeding ertoe om de pensioenopbouw tijdens werkloosheid te kunnen voortzetten.
Arbeidsongeschiktheidskeuringen
De MHP vindt het positief dat de coalitiepartners bereid zijn te kijken naar de keuringen voor arbeidsongeschiktheid. Teleurstellend is echter dat het alleen de leeftijdsgrens voor de herkeuringen wordt verlaagd van 50 jaar naar 45 jaar. De MHP pleit er voor om het zogenaamde Schattingsbesluit qua systematiek te verzachten. De zogenaamde ‘3×3-regel’ heeft er onder andere toe geleid dat mensen eerder tot de 35-min categorie behoren, terwijl ze vaak in de praktijk voor een hoger percentage arbeidsongeschikt zijn. Het herstel van de in het verleden gehanteerde ‘3×10’-voorwaarde (3 functies en 10 arbeidsplaatsen per functie) zou de pijn voor veel mensen kunnen verzachten. De aanpassing van het Schattingsbesluit zou los van het huidige WIA-stelsel kunnen worden genomen.
De MHP vindt het een goede zaak dat de hoogte van de WAO-uitkering gelijkgetrokken wordt met de hoogte van de IVA-uitkering.
In dit verband vraagt de MHP ook aandacht voor de hoogte van de WGA-loonaanvulling. Ook hier zou de basis naar 75% gebracht moeten worden; gedeeltelijk werken dient niet minder beloond te worden als geheel niet kunnen werken, c.q. verdienen.
De MHP is graag bereid om samen met een nieuw kabinet te kijken op welke wijze de extra middelen, die in het regeerakkoord gereserveerd worden om de zogenaamde 35-min categorie extra te ondersteunen, het beste kunnen worden ingezet.
Hypotheekrenteaftrek
De MHP is positief over het feit dat in het regeerakkoord geen ingrepen worden aangekondigd voor de hypotheekrenteaftrek. Mensen zijn langlopende verplichtingen aangegaan in de vooronderstelling van de mogelijkheid de hypotheekrente fiscaal af te trekken. Starters zouden, als gevolg van een ingreep in de hypotheekrenteaftrek, nog moeilijker een huis kunnen kopen. In de ogen van de MHP heeft de coalitie de juiste volgorde gekozen, door eerst iets te doen aan de kern van de woningmarktproblematiek, namelijk het verruimen van het woningaanbod. Pas als het woningaanbod weer in evenwicht is met de vraag, is een verdere discussie over eventuele andere maatregelen zinvol. Daarbij moet de discussie volgens de MHP in brede zin worden gevoerd, zoals de gevolgen voor vraag en aanbod, de samenhang met andere financiële faciliteiten zoals de huurtoeslag, het huurbeleid, belastingen op wonen (eigenwoningforfait, overdrachtsbelasting, lokale belastingen), de gevolgen voor de koopkracht, de gevolgen voor de huizenprijzen en de positie van starters.
No claimregeling
De MHP deelt de mening dat de no claimregeling spoedig moet worden afgeschaft. Het leidt tot hoge administratieve kosten voor zorgverzekeraars (en indirect dus voor verzekerden) en de regeling is nauwelijks uit te leggen. Een verzekerde betaalt in jaar (t) de no claimpremie, krijgt eventueel in jaar (t+1) de no claim voorlopig gerestitueerd, maar moet in jaar (t+2) mogelijk een gedeelte terugbetalen bij de definitieve vaststelling. Een systeem van eigen risico aan de voet is eenvoudiger uit te voeren, zoals de SER ook in 2000 heeft bepleit. Daarentegen zou een eigen bijdragesysteem per verstrekking weer tot hoge administratieve lasten leiden (in het verleden heeft de medicijnknaak en het specialistengeeltje dit voldoende aangetoond).