30 maart 2022
Met de nieuwe pensioenwet ligt er een goede basis om tot een toekomstbestendig pensioenstelsel te komen. Dat zegt de VCP in een uitgebreide reactie op de Wet Toekomst Pensioenen (WTP) die vandaag naar de Tweede Kamer is gestuurd. “Nu is de minister aan zet om het wetsvoorstel in de Tweede Kamer te verdedigen en daarna is het aan sociale partners om het fundament uit te bouwen in goede arbeidsvoorwaardelijke afspraken”, aldus VCP-bestuurder Ruud Stegers.
De Wet Toekomst Pensioenen vormt de juridische kurk waar het nieuwe pensioenstelsel op moet drijven, maar nog niet alles is er in geregeld. Diverse belangrijke zaken zijn ingevuld in lagere wet- en regelgeving die komende maand ter consultatie worden voorgelegd. “Het is een omvangrijk en complex geheel van wetten en regels. Bonden, werkgevers en besturen zullen er een flinke klus aan hebben om samen tot invulling te komen”, zegt Stegers.
De VCP heeft de afgelopen tijd uitgebreide input geleverd aan SZW voor het wetsvoorstel en de lagere wet- en regelgeving, die voortkomen uit het in 2019 gesloten Pensioenakkoord. Bij de totstandkoming van het akkoord waren de sociale partners actief als onderhandelaar betrokken. In het wetgevingsproces dat daarna volgde, is dat anders. SZW heeft bij het schrijven van de Wet het stuur in handen genomen. Thema’s waar knelpunten zaten, werden in de Stuurgroep besproken, waarna het Ministerie de meningen meenam om te verwerken in de (wets)teksten. Eind vorig jaar heeft dat geleid tot een concepttekst van de Wet Toekomst Pensioenen, en die is toen naar de Raad van State gestuurd. De Raad van State heeft inmiddels een positief advies uitgebracht. Dat betekent dat hij van mening is dat er een solide voorstel ligt.
Dit positieve advies betekent echter niet dat al onze wensen zijn ingewilligd. Zo hebben we vorig jaar hard gestreden voor een wettelijke verplichting om compensatie te realiseren, maar daarvoor kregen we niet de handen op elkaar. De VCP realiseert zich wel dat hetgeen er nu voorligt het op dit moment het meest haalbare is en dat veel doelen wel gerealiseerd zijn. “Het is belangrijk om het resultaat in de context van het gehele politieke proces met vele belangen en partijen aan de uitwerkingstafel te beschouwen.”
De nieuwe pensioenwetgeving moet eind dit jaar door beide Kamers worden aangenomen en het streven is dat het inwerking treedt per 1 januari 2023. De verandering is niet eenvoudig, duurt een aantal jaar en is een flinke klus. Vanaf 2023 begint de arbeidsvoorwaardelijke fase voor sociale partners om afspraken te maken over nieuwe pensioenregelingen en het transitieplan om daartoe te komen, en daarop aansluitend de implementatiefase voor pensioenuitvoerders. Begin 2027 moeten alle pensioenregelingen zijn aangepast aan het nieuwe stelsel. De komende tijd zal moeten blijken hoe het wetsvoorstel zijn beslag zal krijgen in de praktijk en hoe het wordt gewaardeerd.
De sterke punten uit het oude pensioenstelsel blijven overeind zoals risicodeling, levenslange pensioenuitkeringen en behoud van de verplichtstelling, die ervoor zorgt dat veel mensen automatisch pensioen opbouwen. Dat waren voor de VCP belangrijke punten. De manier waarop je pensioen opbouwt verandert wel. Er wordt niet langer een uitkering toegezegd, met een dekkingsgraad die sterk afhankelijk is van de rente, maar de premie die wordt ingelegd staat centraal om de pensioendoelstelling te behalen. Pensioenregelingen gaan meer meebewegen met de economie en kunnen daarom eerder perspectief bieden op een koopkrachtig pensioen. Wachten totdat de buffer is aangegroeid voordat er kan worden geïndexeerd is niet meer nodig.
Voor de VCP was ook van belang dat het pensioenstelsel gebouwd is op een tussen werkgever en werknemer af te spreken pensioenambitie. Op grond van deze ambitie en een zogeheten projectierendement wordt de pensioenpremie vastgesteld. De hoogte van de premie-inleg wordt dus zeer bepalend voor de pensioenuitkomsten, naast de rendementen en de economische omstandigheden. Op voorstel van de VCP is vastgelegd hoe de fiscale premiegrens wordt vastgesteld en waar nodig wordt bijgesteld. Wanneer de maximale mogelijke premie wordt ingelegd, kan met een flinke zekerheid in 42 jaar een pensioen van 80% van het gemiddeld loon worden bereikt.