17 maart 2022
De VCP roept op het onderwijs voor hoogbegaafde (HB) leerlingen niet te beperken maar juist uit te breiden. Onder meer door gebrek aan structurele financiering verkeren veel voltijd scholen voor hoogbegaafden in zwaar weer, sommige zijn zelfs al omgevallen. Hoogbegaafde leerlingen moeten zich net als ieder ander optimaal kunnen ontwikkelen en in hun latere leven hun meerwaarde in een professionele bijdrage kunnen leveren aan de arbeidsmarkt. HB-onderwijs voorkomt dat zij in een vroeg stadium geïsoleerd raken en vastlopen in hun ontwikkeling.
Op 23 maart spreekt de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met een aantal experts over het onderwijs voor hoogbegaafden, een week later gevolgd door een debat (AO) van de commissie met Minister Wiersma op 30 maart. Bij het AO wordt onder meer de reactie van de minister op een brief van ouders van een school in Zeeuws-Vlaanderen betrokken. Deze ouders hebben hun zorgen uitgesproken over de toekomst van het voltijd onderwijs aan hoogbegaafden op hun basisschool.
Volgens de VCP staat dit incident niet op zichzelf. Er is eerder behoefte aan uitbreiding dan aan inperking van het voltijd onderwijs voor hoogbegaafden. Voor hoogbegaafde leerlingen betekent passend in de meeste gevallen een plek in een voltijd HB-klas. De VCP wil dat ook deze groep toekomstige professionals zich kunnen ontwikkelen, en is daarom van mening dat vrij toegankelijk, voltijd onderwijs voor hoogbegaafden een structureel onderdeel moet zijn van het primair onderwijs in Nederland. Voor deze groep zijn plusklassen of deeltijdinitiatieven niet voldoende.
Landelijk staat het voltijd onderwijs voor hoogbegaafden onder druk, een zorgwekkende ontwikkeling. Waar landelijk 2,5% van de leerlingen hoogbegaafd is, blijkt uit onderzoek dat dit voor 25 – 40% van de thuiszitters geldt. Het gaat om 1.500 – 2.500 leerlingen die zijn vastgelopen, waar er naar verwachting zonder de bestaande voltijd HB-klassen tenminste nog eens 2.500 bij zouden komen. De jaarlijkse maatschappelijke kosten hiervan zijn nu al € 120 – 200 miljoen, en dat terwijl met een investering van 135 miljoen het overgrote deel van de hoogbegaafde kinderen passend onderwijs kan worden geboden. Dat betaalt zich dus vanzelf uit, temeer omdat hoogbegaafden een grote meerwaarde bieden voor de samenleving.
Volgens de SER draagt het huidige Nederlandse schoolsysteem bij aan ongelijkheid, waar je het omgekeerde zou mogen verwachten. Dat komt doordat leerlingen niet altijd de aandacht krijgen die ze echt nodig hebben, zo staat in een vorig jaar uitgebracht advies waaraan de VCP heeft meegewerkt. Leraren moeten volgens het advies meer specifiek kennis hebben van de mechanismen van kansenongelijkheid, zodat zij beter les kunnen geven aan kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte; dat geldt niet alleen voor ‘kinderen met een achterstand maar ook bijvoorbeeld aan hoogbegaafde kinderen’. Het werken met deze kinderen moet aantrekkelijker worden gemaakt. Dit vraagt om specifieke investeringen, zowel binnen het ‘gewone onderwijs’, als specifiek onderwijs voor hoogbegaafden. In het advies pleit de SER voor meer investeringen in het onderwijs en betere kansen voor alle scholieren. Door meer professionals adequaat in te zetten kan het onderwijs een kwaliteitsslag maken die ook doorwerkt elders in de samenleving.