9 oktober 2019
De SER vindt dat uitzendkrachten sneller moeten kunnen meedoen aan medezeggenschap. Ze vindt dat de termijnen voor zowel actief als passief kiesrecht omlaag moeten ook voor uitzendkrachten. Dat staat in een brief die de Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) van de SER naar minister Koolmees (SZW) heeft gestuurd. De VCP is het in beginsel eens met de strekking van de brief, maar denkt dat de huidige wetgeving voldoende mogelijkheden biedt om meer uitzendkrachten te betrekken bij medezeggenschap en het voorstel in de praktijk weinig zal uithalen.
Beperkte groep
De VCP is met de SER van mening dat alle werkenden moeten kunnen meedoen aan medezeggenschap, maar denkt dat het CBM-voorstel zoals het nu op papier staat voor uitzendkrachten weinig zal uithalen en slechts een kleine stap is. De CBM stelt nu voor actief kiesrecht een termijn voor van 18 maanden, voor passief kiesrecht moet dat 18 tot 21 maanden worden. “In de praktijk praat je dan over een hele kleine groep mensen: slechts een klein deel van alle uitzendkrachten is langer dan 18 maanden bij dezelfde organisatie aan het werk”, zegt VCP-beleidsmedewerker Klaartje de Boer, die spreekt van symboolpolitiek.
Klankbordgroepen
Volgens De Boer biedt de huidige wetgeving voldoende mogelijkheden om uitzendkrachten actiever te betrekken bij medezeggenschap, bijvoorbeeld via klankbordgroepen of onderdeelcommissies. “Wij vinden eigenlijk dat wanneer iemand langer dan 18 maanden bij een inlener aan het werk is, gewoon een vast contract zou moeten krijgen.” Op verzoek van de VCP komt er een evaluatie van de CBM-voorstellen met betrekking tot het aanpassen van de kiestermijnen. De VCP vindt verder dat van kiesrecht pas sprake kan zijn als iemand een bepaalde periode bij een en dezelfde inlener actief is. “Hij moet tenslotte wel kennis hebben van het bedrijf en binding hebben met het bedrijf.” Dit is overigens conform de Wet op de Ondernemingsraden (WOR).
Obstakels deelname aan de WOR
Ook heeft de minister gevraagd welke obstakels anders dan de termijnen er bestaan die werknemers weerhouden zitting te nemen in de OR. In het tweede onderdeel van de brief wordt hierop ingegaan en worden mogelijkheden voor een aanpak geschetst.
Lees hier de volledige brief